Kortrijk
Motregen
1° - 5°
Antwerpen
Motregen
1° - 5°
Blog
Blog
06 mei 2014 | Dirk Van Heuven

Raad van State is niet bevoegd voor geschillen aangaande arbeidsongevallen

Zo besliste de Raad van State in een arrest nr. 227.146 van 18 april 2014:

‘De Raad van State is zonder rechtsmacht om kennis te nemen van een beroep tot nietigverklaring van een administratieve beslissing, in zoverre de wet de kennisname van het geschil aan de rechtscolleges van de rechterlijke macht heeft toegewezen.

Inzake arbeidsongevallen geldt voor statutaire personeelsleden van de lokale politie de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector (artikel 1, 11°). (Verder de wet van 3 juli 1967). Ook volgens het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten vindt de genoemde wet van 3 juli 1967 toepassing op de personeelsleden van de lokale politie (artikel X. III.2).

Verzoeker voert aan dat de feiten die hem zijn overkomen op 10 november 2009 een afzonderlijk arbeidsongeval uitmaken te onderscheiden van het arbeidsongeval dat hij had op 25 januari 1990. Hij meent dat het tweede ongeval aanvankelijk ook als afzonderlijk arbeidsongeval werd erkend, doch dat deze erkenning met de thans bestreden beslissing ten onrechte wordt ingetrokken.

Volgens verzoeker is het voorwerp van het verzoek tot vernietiging dan ook geen beslissing tot erkenning als arbeidsongeval, aangezien die erkenning reeds verworven zou zijn; de betwisting gaat daarentegen over het ‘intrekkingsbesluit’ van 6 november 2012.

Verzoeker kan niet gevolgd worden in zijn analyse van de aard van het geschil. Er bestaat immers net betwisting over de premisse waarvan hij uitgaat, nl. dat de erkenning als arbeidsongeval verworven zou zijn: de verwerende partij houdt voor dat er nooit een dergelijke erkenning is geweest. Aldus betreft het geschil wel degelijk de vraag of het gaat om een arbeidsongeval in de zin van de wet van 3 juli 1967, en of deze wet al dan niet toepassing vindt.

De wet van 3 juli 1967 duidt in artikel 19, lid 1 zelf aan wie de bevoegde rechter is voor betwistingen inzake haar toepassing:

‘Art. 19. Alle geschillen met betrekking tot de toepassing van deze wet, ook die over de vaststelling van het percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid, worden verwezen naar de rechterlijke overheid die bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen met betrekking tot de vergoedingen, waarin de wetgeving inzake herstel van schade uit arbeidsongevallen of uit beroepsziekten voorziet’.

Geschillen betreffende de vergoeding van de schade die voortvloeit uit een ongeval op de weg van het werk vallen krachtens artikel 579,1° van het Gerechtelijk Wetboek binnen de materiële bevoegdheid van de arbeidsrechtbank en dus binnen de rechtsmacht van een rechtscollege van de rechterlijke macht. De rechtsmacht van de arbeidsrechtbank sluit de rechtsmacht van de Raad van State uit.

Derhalve dient ook het huidige geschil tussen verzoeker en de verwerende partij te worden beslecht door de arbeidsrechtbank. Ten overvloede kan worden opgemerkt dat ook de bestreden beslissing van 6 november 2012 vermeldt dat zij kan worden betwist voor de arbeidsrechtbank.

De exceptie is gegrond.’

Referentie : Pub4051

Deel dit artikel