Algemeen wordt aanvaard dat het bestuursorgaan waarvan het besluit teniet wordt gedaan door de Raad van State, een nieuwe beslissing kan en soms zelfs moet nemen. Er is een verplichting om opnieuw te beslissen wanneer het om een beslissing gaat welke ingevolge een administratief cassatieberoep werd vernietigd of nog wanneer de t niet gedane beslissing in laatste aanleg op een georganiseerd beroep werd genomen (dixit Mast).
Soms kan het bestuursorgaan evenwel geen nieuwe beslissing nemen, met name indien er sprake is van een fatale termijn. Indien de overheid moet beslissen binnen een welbepaalde vervaltermijn, zal een vernietigingsarrest omzeggens steeds buiten de beslissingstermijn vallen, met als gevolg dat de overheid geen beslissing meer kan nemen (bijvoorbeeld RvS 18 april 1985, nr. 25.250 en RvS 5 februari 2009, nr. 190.231).
In de zaak beslecht met het arrest van de Raad van State nr. 229.280 van 24 november 2014 was er op het ogenblik dat de vernietigde subsidiebeslissing werd genomen een fatale beslissingstermijn.Was, omdat de regelgeving inmiddels gewijzigd was op het moment van het vernietigingsarrest.
Verzoekende partij argumenteerde dat door het verstrijken van de fatale termijn en het daaraan gekoppelde reglementaire vermoeden dat de subsidieaanvraag werd ingewilligd, geen herbeslissing mogelijk was na de vernietiging van het oorspronkelijke besluit waarbij de subsidieaanvraag werd geweigerd.
De Raad van State oordeelt anders:
‘Zoals reeds in arrest nr. 225.091 gesteld, heeft de op 25 juni 2009 uitgesproken nietigverklaring tot gevolg dat het bestuur zich opnieuw moest uitspreken over de toekenning, al dan niet, en in geval van toekenning de hoogte van een variabele subsidie. Verzoekster spreekt niet tegen dat het aangevoerde artikel 37 van het uitvoeringsbesluit op het ogenblik dat de verwerende partij opnieuw uitspraak moest doen over de aanvraag tot ‘variabele’ subsidie niet langer van kracht was in de lezing die zij eraan geeft.
Zoals ook reeds in het arrest nr. 225.091 gesteld, moet de verwerende partij als orgaan van actief bestuur bij het nemen van haar beslissingen – dit is de thans bestreden beslissing – na de vernietiging van de eerdere handeling, de reglementering toepassen zoals deze van kracht is op het ogenblik van het nemen van de nieuwe beslissing.
Het middel, dat van de tegenovergestelde opvatting uitgaat, faalt naar recht.
Het komt er schijnbaar op neer dat de Raad van State de mening toegedaan is dat er slechts sprake is van een fatale termijn indien deze nog steeds bestaat op het ogenblik van de uitspraak. Is dit niet (meer) het geval, dan kan het bestuursorgaan alsnog herbeslissen.
Dit arrest verrast. Indien de beslissende overheid ook diegene is die het reglement en de daarin vervatte fatale termijn bepaalt, zou verwerende partij (preventief) ... een regelgevend initiatief kunnen nemen om de fatale termijn op te heffen, om zo te ontsnappen aan de nadelige gevolgen van een vernietigingsarrest en dezelfde beslissing te kunnen nemen.
Deze rechtspraak staat op gespannen voet met het vertrouwens- en het rechtszekerheidsbeginsel en ook met met de rechten van de verdediging. Wat het gelijkheidsbeginsel betreft: niet elk bestuursorgaan heeft het geluk om zowel over reglementaire als beschikkende kracht te beschikken. Moet een gemeente beslissen op basis van de reglementering van een hogere overheid, en is daarin een fatale termijn opgenomen, dan zal zij niet kunnen ontsnappen aan de negatieve gevolgen van een vernietigingsarrest ...