Sedert 1 januari 2014 is de procedure voor de Raad van state hervormd.
Zie hieronder de uitstekende toelichting van de Orde van Vlaamse Balies:
'Het instrumentarium van de Raad wordt aanzienlijk uitgebreid, waardoor de doorlooptijden korter zouden moeten worden en efficiënter dan tot op heden zou moeten kunnen worden gewerkt. Tenzij anders aangegeven, zijn alle bepalingen op 1 maart 2014 in werking getreden.
1. Wetgeving
A. Wet 20 januari 2014 houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State (B.S. 3 februari 2014; erratum datum B.S. 13 februari 2014)
1. Er wordt wettelijk verankerd dat een beroep tot nietigverklaring enkel mogelijk zal zijn als de verzoekende partij een belang bij het middel heeft. Bijgevolg zal er niet meer kunnen worden overgegaan tot een vernietiging als het vervullen van de ontbrekende formaliteit geen enkele invloed zou hebben gehad op de situatie van de verzoekende partij. [Artikel 2, 3°]
2. De Raad van State kan de gevolgen van vernietigde individuele akten moduleren in de tijd. Hij zal in dat geval bepalen welke gevolgen van de vernietigde reglementen als definitief moeten worden beschouwd of voorlopig gehandhaafd voor een door haar te bepalen termijn. Dit kan enkel gebeuren in uitzonderlijke gevallen bij een met bijzondere redenen omklede beslissing en na een tegensprekelijk debat. [Artikel 3]
3. Het kort geding wordt hervormd. Het schorsingsverzoek moet niet meer worden gekoppeld aan het beroep tot nietigverklaring en kan voortaan op elk moment worden ingediend van zodra er spoedeisendheid is en indien minstens één ernstig middel kan worden aangevoerd dat de nietigverklaring van de akte of het reglement kan verantwoorden. Er moet niet meer worden aangetoond dat er sprake is van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel. [Artikel 6]
4. De Raad van State kan een rechtsplegingsvergoeding opleggen aan de in het ongelijk gestelde partij als forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en honoraria van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij. Indien de in het ongelijk gestelde partij juridische tweedelijnsbijstand geniet, geldt in principe het minimumbedrag. Bij meerdere partijen kan de rechtsplegingsvergoeding maximaal oplopen tot twee maal het maximumbedrag. [Artikel 11]
5. De Raad van State kan in zijn arrest houdende nietigverklaring verduidelijken welke maatregelen moeten worden genomen om de onwettigheid te verhelpen en bij niet nakomen daarvan een dwangsom opleggen.
- De betrokken overheid kan worden opgelegd om een nieuwe beslissing binnen een bepaalde termijn te nemen.
- De betrokken overheid kan worden opgelegd zich van het nemen van een nieuwe beslissing te onthouden. [Artikel 12]
6. De bestuurlijke lus wordt ingevoerd. Bij een beroep tot nietigverklaring kan de Raad van State de betrokken overheid in een tussenarrest opdragen om in principe binnen de drie maanden een vormgebrek in de bestreden akte/het bestreden reglement te herstellen of te laten herstellen. Het herstel van het gebrek mag geen impact hebben op de inhoud van de akte of het reglement. [Artikel 13]
7. Advocaten met twintig of desgevallend vijftien jaar balielidmaatschap komen in aanmerking om door de Koning te worden benoemd als Staatsraad. [Artikel 14]
8. Bemiddeling wordt gestimuleerd. Het opstarten van een bemiddeling schorst de termijn waarbinnen beroep kan worden ingediend bij de Raad van State met maximum 4 maanden. Het indienen van een beroep schorst niet langer een lopende bemiddeling. [Artikel 7, 3°]
B. Wet 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (B.S. 31 januari 2014)
9. De Raad van State kan aan partijen een schadevergoeding tot herstel toekennen met inachtneming van alle omstandigheden van openbaar en particulier belang. Het verzoek tot schadevergoeding moet worden ingediend uiterlijk zestig dagen na de kennisgeving van het arrest waarbij de onwettigheid werd vastgesteld. Wie een verzoek tot schadevergoeding indient, kan geen meer burgerlijke aansprakelijkheidsvordering meer instellen en omgekeerd. [Artikel 6]
N.B. De inwerkingtreding van het betreffende artikel gebeurt pas op 1 juli 2014.
* * *
Op de website van de Raad van State bevinden zich gecoördineerde versies van de wetten op de Raad van State, zoals ze toepasselijk zijn vanaf 1 maart en 1 juli 2014.
2. Uitvoeringsbesluiten
A. Koninklijk besluit van 28 januari 2014 tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (B.S. 3 februari 2014)
- Wijzigingen aan het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [Artikelen 1 tot en met 10]
° Invoeging nieuwe procedure kort geding [Artikel 3]
° Aanpassing regels inzake tussenkomst [Artikel 6]
° Invoeging nieuwe procedure bestuurlijke lus [Artikel 8]
- Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 2 april 1991 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de dwangsom [Artikelen 11 tot en met 27]
- Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State [Artikelen 28 tot en met 49]
- Wijziging aan het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State [Artikel 50]
B. Koninklijk besluit van 30 januari 2014 tot wijziging van de reglementering betreffende de inning van de kosten voor de Raad van State (B.S. 3 februari 2014)
De griffierechten worden verhoogd en zullen voortaan opnieuw effectief worden geïnd. Ze bedragen respectievelijk 200 euro voor verzoekschriften en 150 euro voor verzoekschriften tot tussenkomst. Collectieve verzoekschriften geven aanleiding tot het betalen van zoveel malen het recht als er verzoekers zijn. [Artikel 4]
De rechten worden gekweten door middel van een overschrijving of storting op de rekening IBAN nr. BE09-6792-0030-1057 van de bevoegde dienst bij de FOD-Financiën. Zodra een recht verschuldigd is, zendt de hoofdgriffier aan de schuldenaar een overschrijvingsformulier met een gestructureerde mededeling. Indien de rekening niet binnen een termijn van acht dagen vanaf de ontvangst van het overschrijvingsformulier is gecrediteerd wordt de proceshandeling waarop de kwijting betrekking heeft als niet verricht beschouwd. [Artikel 5]
C. Koninklijk besluit van 13 januari 2014 [...] met het oog op de invoering van de elektronische rechtspleging (B.S. 16 januari 2014)
Dit besluit trad reeds op 1 februari 2014 in werking.
De elektronische procesvoering gebeurt aan de hand van een beveiligde website die wordt beheerd door de Raad van State en waarop de gebruiker zich dient aan te melden via zijn elektronische identiteitskaart en beveiligingscodes.
Tot nader order is de elektronische procesvoering nog facultatief. Partijen kunnen er bijgevolg nog steeds voor opteren om op papier te blijven werken.
D. Koninklijk besluit betreffende de rechtsplegingsvergoeding (Nog niet gepubliceerd)
Dit besluit zal de bedragen van de rechtsplegingsvergoeding als volgt bepalen:
- minimumbedrag: 140 euro
- basisbedrag: 700 euro
- maximumbedrag: 1400 euro, uitgezonderd bij overheidsopdrachten waar het kan worden
opgetrokken tot 2800 euro.
De datum van inwerkingtreding zal worden bepaald in het gepubliceerde koninklijk besluit. Er wordt verwacht dat het koninklijk besluit in de loop van de maand maart zal verschijnen in het Belgisch Staatsblad'.