Kortrijk
Bewolkt
6° - 10°
Antwerpen
Bewolkt
8° - 11°
Blog
Blog
21 april 2015 |Publius

Structurele onpartijdigheid deputatie aangetast door samenloop mandaatfuncties gedeputeerde?

Naar aanleiding van een vergunningsaanvraag voor het bouwen van een magazijn met kantoren en kleedkamers werd door de gemeente advies opgevraagd bij de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij ter verduidelijking van vragen over de inplanting van de spoorweglijnen en staanders. Een en ander had te maken met de aanleg van een nieuwe wegenis. De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij leverde een ongunstig advies af nu de bouwplannen niet compatibel waren met het goedgekeurde en vergunde stratentracé van de toekomstige openbare weg. Dit resulteerde uiteindelijk in een weigering van de vergunningsaanvraag in eerste aanleg.Hiertegen werd door de bouwheer administratief beroep aangetekend bij de deputatie die evenwel de aanvraag op zijn beurt weigerde.De bouwheer achtte middels deze laatste beslissing o.m. het algemeen rechtsbeginsel van onpartijdigheid geschonden en trok hierop naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb).De RvVb vernietigde de voormelde beslissing in zijn arrest van 8 juli 2014 met nummer A/2014/0484 op basis van de volgende redenering:'1.Er is geen discussie over het feit dat de verwerende partij als orgaan van actief bestuur gebonden is door de eis van onpartijdigheid.
Het middel viseert de (on)partijdigheid van de verwerende partij als administratieve beroepsinstantie. Het stelt aldus, alhoewel niet zeer duidelijk, de structurele onpartijdigheidseis aan de orde en meer bepaald doordat er in de procedure over het administratief beroep bij de deputatie een in de persoon van een gedeputeerde een samenloop van functies is. De samenloop bestaat er concreet in dat de betrokken gedeputeerde lid is van het collegiaal orgaan dat het administratief beroep beoordeelt, daarenboven bevoegd is voor ruimtelijke ordening en stedenbouw, en tegelijk de voorzitter is van de POM Antwerpen, die naar aanleiding van het onderzoek van de stedenbouwkundige aanvraag in eerste aanleg op vraag van het college van burgemeester en schepenen een ongunstig advies heeft gegeven.
Er is geen onduidelijkheid over het feit dat het advies de bestreden beslissing op doorslaggevende wijze heeft beïnvloed. Er is evenmin onduidelijkheid over, enerzijds het bestaan van een beheersovereenkomst tussen de POM Antwerpen en de provincie Antwerpen, en anderzijds de leidinggevende rol van POM Antwerpen in de ontwikkeling van het bedrijventerrein “Willebroek – Noord”, waar de aanvraag zich situeert.
2.De verwerende partij stelt dat het middel onontvankelijk is omdat de onpartijdigheidseis tijdens de hoorzitting van de deputatie moest zijn opgeworpen. De exceptie kan niet worden aanvaard omdat ze uitgaat van een subjectieve op persoonlijke onpartijdigheidseis, terwijl het middel is geformuleerd als een structurele onpartijdigheidseis.De Raad neemt aan dat het lid van de verwerende partij, handelend als collegiaal orgaan van actief bestuur, zich moest hebben onthouden aan deelname aan de besluitvorming.Het feit dat hij tegelijk als voorzitter van een orgaan zetelt, dat een facultatief maar doorslaggevend advies uitbracht, terwijl de adviserende instantie door een beheersovereenkomst met de provincie Antwerpen verbonden is enerzijds, en een belang heeft in de ontwikkeling van het bedrijventerrein waar de aanvraag zich situeert anderzijds, wekt minstens in die mate een schijn van partijdigheid dat het onpartijdigheidsbeginsel geschonden is.
Het middel is gegrond.'De Raad van State, in zijn hoedanigheid als cassatierechter, volgde bovenstaande visie evenwel niet. Middels cassatiearrest van 26 februari 2015 met nummer 230.338 werd de schending van het onpartijdigheidsbeginsel verworpen:'10. Het onpartijdigheidsbeginsel, voor zover van toepassing op de deputatie als orgaan van actief bestuur, waarborgt zowel de persoonlijke onpartijdigheid van de leden van de deputatie die een beslissing neemt, als de structurele onpartijdigheid van de deputatie op het vlak van de organisatie ervan, het verloop van de procedure en het tot stand komen van haar beslissingen.In zoverre het de structurele onpartijdigheid waarborgt, is het onpartijdigheidsbeginsel slechts van toepassing op een orgaan van actief bestuur indien de toepassing ervan verenigbaar is met de eigen aard, inzonderheid de eigen structuur van het bestuur. De toepassing van het onpartijdigheidsbeginsel door de RvVb mag er niet toe leiden dat het nemen van een regelmatige beslissing onmogelijk wordt, namelijk doordat dit beginsel het optreden van het bevoegde orgaan onmogelijk zou maken.
Om de schending van de structurele onpartijdigheid van een bestuursorgaan aannemelijk te maken voor de RvVb, moet die schending objectief gerechtvaardigd zijn, rekening houdend met de concrete, feitelijke elementen van de zaak.
11. Door op grond van “een samenloop van functies” te besluiten tot de gegrondheid van het derde middel van de nv IGS, zonder concrete en objectief gewettigde aanwijzingen aan te nemen dat de betrokken gedeputeerde niet langer met de vereiste afstandelijkheid en onpartijdigheid als lid van de deputatie over de vergunningsaanvraag kon oordelen en zonder na te gaan of de toepassing van het aangevoerde onpartijdigheidsbeginsel het optreden van de deputatie onmogelijk zou kunnen maken, schendt het bestreden arrest het beginsel van de structurele onpartijdigheid van bestuursorganen. Het eerste middelonderdeel is in de aangegeven mate gegrond.'

Deel dit artikel