De Raad van State weigert prejudiciële vragen te stellen die voor het eerst in een laatste memorie worden voorgesteld.
Dergelijke vragen moeten om proceseconomische redenen en omwille van de vereiste van de wapengelijkheid, in limine litis, of minstens in het eerste procedurestuk waarin dit nuttig kan gebeuren (voor verzoekende partij is dit de memorie van wederantwoord) worden voorgesteld.
Referentie: RvS nr. 200.500, 4 februari 2010 (D7827-1)