Zo oordeelde de politierechtbank West-Vlaanderen, Afdeling Veurne in een vonnis van 22 februari 2016:
'Artikel 561, 1° Strafwetboek stelt ‘het zich schuldig maken van een nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan verstoord worden’ strafbaar.
Het gaat hier over lawaai in de ruime zin van de betekenis. De aard van het lawaai is van geen belang. Evenmin is de wijze waarop het geluid wordt voortgebracht, van belang.
Enkel het nachtlawaai dat de rust van de inwoners verstoort of kan verstoren, is strafbaar. Het is voldoende dat het nachtlawaai de rust kan verstoren. Het is dus niet noodzakelijk dat de rust ook effectief verstoord werd.Het nachtlawaai is enkel strafbaar in bewoonde plaatsen of in de nabijheid ervan. De wettekst heeft het ook enkel over inwoners en dus niet over publiek of voorbijgangers, zodat de vaststellingen van de verbalisanten op straat niet dienstig zijn ter beoordeling van deze zaak. Het begrip ‘rust’ moet ruim geïnterpreteerd worden.
Enig opzet is niet vereist. Ook onopzettelijk voortgebracht nachtlawaai kan voldoende zijn om een inbreuk op artikel 561, 1° Strafwetboek op te leveren. Iedereen moet de gepaste maatregelen nemen om te beletten dat door zijn of haar schuld de nachtrust van de buurtbewoners verstoord wordt.
Uit het strafdossier blijkt dat de beklaagde zich op verschillende tijdstippen schuldig gemaakt heeft aan nachtgerucht of nachtrumoer, waardoor de rust van de burgerlijke partijen, wonend in een aanpalende woning, kan verstoord worden. De door de beklaagde genomen maatregelen om de geluidshinder te beperken, voldoen kennelijk niet'.
Referentie: Pol. Veurne, 22 februari 2016, niet gepubliceerd (pub505526).