Bij vonnis van de 5e kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren wordt opnieuw de basisrechtsplegingsvergoeding van 1.320 euro toegestaan voor een procedure bij de Raad van State:
‘De wet van 21 april 2007 over de verhaalbaarheid van erelonen en kosten van de advocaat is niet van toepassing op procedures voor de Raad van State. Deze procedures blijven aldus buiten het systeem van de rechtsplegingsvergoeding. Bij arrest van het Grondwettelijk Hof van 16 juli 2009 is evenwel geoordeeld dat minstens in theorie, een beroep kan gedaan worden op artikel 1382 BW en de aquiliaanse aansprakelijkheidsleer in procedures voor de Raad van State zodat een vergoeding kan gevraagd worden voor de advocatenkosten die de in het gelijk gestelde partij heeft betaald naar aanleiding van een succesvolle procedure voor de Raad van State.
Wanneer de eis wordt ingeleid voor een rechtscollege van de rechterlijke orde en is gebaseerd op art. 1382 BW moet dit rechtscollege rekening houden met de wil van de wetgever om terzake af te wijken van het beginsel van de volledige schadevergoeding den dat hij geopteerd heeft voor een forfaitaire schadeloosstelling waarvoor de regeling terug te vinden is in artikel 1022, zesde lid Ger.W. Anders oordelen zou een onverantwoord verschil in behandeling in het leven roepen ten aanzien van een partij die in het gelijk gesteld wordt in een geschil met een administratieve overheid naargelang zij heeft geopteerd voor een beroep tot nietigverklaring dan wel voor een vordering voor de gewone rechter.
De basisrechtsplegingsvergoeding voor niet in geld waardeerbare vorderingen bedraagt 1.320,00 euro.
Procedures voor de Raad van State zijn niet van nature dermate complex dat een hogere rechtsplegingsvergoeding zou moeten toegekend worden.
Terzake wordt geen enkel element aangereikt waaruit enige bijzondere complexiteit zou kunnen blijken. Eisers voeren overigens zelf aan dat hun raadsman eveneens optrad voor de nv R. dewelke ongetwijfeld een gelijke zo niet quasi identieke argumentatie opgesteld heeft.
Er wordt derhalve aan eisers een bedrag toegekend gelijk aan de basisrechtsplegingsvergoeding van 1.320,00 euro.
Onverminderd de wettelijke tussenkomst inzake de vergoedbaarheid van advocaatkosten kunnen de kosten van een technisch raadsman aanzien worden als een onderdeel van vergoedbare schade.
De rechtbank stelt vast dat eisers op geen enkel ogenblik aanduiden op welke wijze zij nood hadden aan de bijstand van een technisch raadsman noch van het nut hiervan in het kader van de gevoerde vernietigingsprocedure en zich ertoe beperken de uitgeschreven facturen bij te brengen voor het uitvoeren van een schatting van het oorspronkelijk te onteigenen perceel. Ook ter zitting kon terzake geen nuttige toelichting verstrekt worden.
Dit onderdeel van de eis is dan ook ongegrond bij gebrek aan bewijs.’
Bij de hervorming van de Raad van State, die thans in bespreking ligt, lijkt een aparte rechtsplegingsvergoeding voorzien te worden.
Referentie: Pub503733, vonnis Rechtbank eerste aanleg Tongeren, 16 mei 2013, AR 12/1320/A, niet gepubliceerd