Kortrijk
Regen
7° - 15°
Antwerpen
Regen
7° - 16°
Blog
Blog
29 juli 2014  | Dirk Van Heuven

Het loutere feit dat een annulatiearrest te laat komt volstaat niet ter verantwoording van de spoedeisendheid

De Raad van State schrijft in het arrest nr. 227.564 van 27 mei 2014 het volgende over de nieuwe schorsingsvoorwaarde van de spoedeisendheid:

'Verzoeker beoogt, door middel van de gevorderde schorsing, te voorkomen dat G.V. opnieuw haar ambt van directeur zou opnemen doordat de tuchtsanctie haar beslag heeft gekregen vooraleer over de zaak ten gronde uitspraak is gedaan.

In de veronderstelling dat deze premisse van verzoeker over de doorlooptijd van de annulatieprocedure correct is, heeft hij evenwel nog enkel op de algemene wijze de spoedeisendheid aangetoond van de zaak. Dit volstaat niet. Naar eis van artikel 17, §2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State (hierna: RvS-Wet) moet het verzoekschrift ‘een uiteenzetting van de feiten [bevatten] die, volgens de indiener ervan, de spoedeisendheid verantwoorden die ter ondersteuning van dit verzoekschrift wordt ingeroepen’. Hetzelfde is te lezen in artikel 8,4° van het procedurereglement kort geding van 5 december 1991. Dit houdt in dat het aan verzoeker toevalt aan de zaak eigen, specifieke gegevens bij de brengen die in concreto aantonen dat de zaak spoedeisend is, gelet op de gevolgen van een (voortdurende) tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing.’

Deel dit artikel