De overheid die op grond van het Gemeentedecreet (of het Provinciedecreet of het OCMW-decreet) een tuchtsanctie of een preventieve schorsing wenst op te leggen moet het betrokken personeelslid in beginsel eerst horen.Hiertoe wordt het personeelslid, overeenkomstig artikel 5, § 2 van het zogenaamde Tuchtbesluit van 15 december 2006, "opgeroepen voor de hoorzitting bij de tuchtoverheid door overhandiging tegen ontvangstbewijs van de oproepingsbrief of per aangetekende brief (...)".In arrest nr. 219.479 van 24 mei 2012 diende de Raad van State zich uit te spreken over de gevolgen wanneer het betrokken personeelslid niet werd opgeroepen bij aangetekende brief of bij afgifte tegen ontvangstbewijs.De Raad van State bevestigde de eerdere beslissing van de Beroepscommissie voor Tuchtzaken dat de tuchtprocedure (of de procedure inzake de preventieve schorsing) niet noodzakelijkerwijs onregelmatig wordt in geval van een foutieve oproeping.Dit zou, volgens de Raad, maar anders kunnen zijn indien het betrokken personeelslid "betwist (...) de oproeping effectief te hebben ontvangen of (...) tenminste (laat) verstaan welk nadeel hij ervan ondervonden heeft door van zijn oproeping slechts met een zending per taxipost op de hoogte te zijn gebracht".Dat een oproeping wordt overgemaakt op een wijze die minder garanties biedt inzake datum en ontvangstbewijs dan een aangetekende zending of een afgifte tegen ontvangstbewijs, behept de procedure bijgevolg niet automatisch met een onregelmatigheid.