In een arrest van 28 juni 2011 verwierp het Antwerpse hof van beroep als volgt het beroep tegen een uitspraak van de Mechelse milieustakingsrechter:
“Het hof stelt vast dat de auditeur in zijn verslag van 28 juli 2009 (stuk 5 appellanten) inderdaad stelde dat zowel het eerste middel als het tweede middel, dat door appellanten werd ingeroepen gegrond was. Op 21 augustus 2009 hebben appellanten de gemeente W. in gebreke gesteld om de vergunning in te trekken en om de bouwheer te gelasten om de werken en/of de ingebruikname te staken.
Er bestaat geen discussie over het feit dat de gemeente hierop niet onmiddellijk heeft gereageerd. Op 31 augustus 2009, werd de stakingsvordering door appellanten aanhangig gemaakt voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen.
Het hof oordeelt dat de eerste rechter in deze terecht oordeelde dat hiermee niet aangetoond is dat de gemeente in gebreke is gebleven. Er was al een vordering tot nietigverklaring en schorsing van de vergunning hangende voor de Raad van State en van de gemeente kan in de gegeven omstandigheden (er was een milieuvergunning en een bouwvergunning, de garage werd daar reeds lang uitgebaat) niet verwacht worden dat ze vooraleer over de vordering bij de Raad van State uitspraak werd gedaan, een stakingsvordering of een andere maatregel nam ten aanzien van de houder van de vergunning.Appellanten tonen niet aan dat er een dermate grote dreiging bestond voor een aantasting van het milieu dat het instellen va een stakingsvordering noodzakelijk was vooraleer de Raad van State zijn oordeel zou hebben geveld. Noch het verslag van de auditeur, noch de ingebrekestelling door appellanten verplichtten de gemeente om een stakingsvordering in te stellen, van zodra ze daartoe door een paar burgers van de gemeente werd aangesproken. Zij heeft hier bovendien niet de kans toe gehad, vermits appellanten reeds op 31 augustus 2009 tot dagvaarding zijn overgegaan en de stakingsvordering zelf hebben ingesteld.
Gelet op het voorgaande volgt het hof het standpunt van geïntimeerden dat de vordering terecht door de eerste rechter als onontvankelijk werd afgewezen, nu niet aangetoond is dat de gemeente in gebreke gebleven is. Appellanten komen dan ook niet in de plaats van de gemeente optreden.”
Ref. Antwerpen 28 juni 2011, ng (PUB 502056-2)