Sta toe dat wij af en toe herinneren aan oudere, maar nog steeds relevante rechtspraak.
Neem nu deze 2 arresten van het hof van beroep te Gent inzake rechtsvorderingen na onvergunde (of onvergund geachte) bouwwerken:
- in het arrest van 26 november 2004 (RABG 2007, 627) weigert het hof de veroordeling van de bouwheer tot betaling van de door de aannemers gepresteerde arbeid en de door hen bij de werken verbruikte materialen, omdat de aannemingsovereenkomst waarbij de werken werden gestart en beëindigd zonder dat een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend, strijdig is met de openbare orde
- in het arrest van 7 april 2006 (NjW 2006, 660) weigert het hof de schadeaanspraak van de bouwheer wiens stedenbouwkundige vergunning onwettig werd bevonden door de strafechter en die uiteindelijk tot het herstel in de vorige toestand werd veroordeeld. De gemeente die de stedenbouwkundige vergunning verleende was weliswaar in de fout, maar, aldus het hof, was dit niet minder het geval voor de bouwheer zelf die zich had moeten (laten) informeren over de stedenbouwkundige toestand van zijn eigendom. Er wordt geen schadevergoeding toegekend omdat de bouwheer nog lang heeft kunnen profiteren van het onwettig vergunde (en dus onvergund geachte) gebouw nadat de strafechter de onwettigheid had vastgesteld. Deze voordelen compenseren alle nadeel en schade veroorzaakt door de fout van de gemeente.