Kortrijk
Regen
11° - 19°
Antwerpen
Regen
12° - 19°
Blog
Blog
18 februari 2014  | Dirk Van Heuven

Rechter weigert artikel 159 Grondwet toe te passen als aanvalsmiddel

De rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde geeft in een vonnis van 20 september 2013 een opvallend restrictieve lezing aan artikel 159 Grondwet:

‘De vordering strekt ertoe – naar de termen van zowel dagvaarding als neergelegde besluiten – vooreerst ‘... te zeggen voor recht dat de stedenbouwkundige vergunning dd. ... in toepassing van artikel 159 GW buiten toepassing dient te worden gelaten’.

‘Volgens een traditionele opvatting houdt artikel 159 GW een exceptie van onwettigheid in die erop neerkomt dat de onwettigheid van een bestuurshandeling bij toepassing van artikel 159 GW niet rechtstreeks, maar slechts bij wijze van exceptie voor de justitiële rechter kan worden bestreden.

De exceptie van onwettigheid wordt omschreven als een verweermiddel dat het aan een gedingvoerende partij mogelijk maakt om in de loop van een geding de onwettigheid van de haar tegengeworpen bestuurshandeling aan te voeren ten einde de rechter ertoe te bewegen die handeling niet toe te passen.

Uit de aldus weergegeven omschrijving kunnen meteen twee wezenlijke kenmerken worden afgeleid. Vooreerst is de exceptie incidenteel van aard. Zij wordt opgeworpen n.a.v. en in de loop van de beslechting van een concreet geschil voor de rechter. Daarenboven beoogt zij een onthouding van de rechter aan wie wordt gevraagd een onwettig geachte bestuurshandeling niet toe te passen. Om die reden moet de exceptie worden geacht te leiden tot een passieve censuur door de rechter van de onwettig geachte bestuurshandeling ...’. (zie A. Mast, J. Dujardin et alii, Overzicht van het Belgisch Administratief Recht, 17e editie 2006, Kluwer 2006, nr. 870).

Zie ook J. Theunis ‘De exceptie van onwettigheid’ (artikel 159 GW) : meer vragen dan antwoorden., R.W. 2007-08, 1226 e.v.

Aangezien de exceptie incidenteel van aard is, staat dit kenmerk eraan in de weg dat bij wijze van hoofdvordering aan de burgerlijke rechter wordt gevraagd de onwettigheid van een bestuurshandeling vast te stellen om vervolgens een op deze vaststelling geënte vordering al dan niet toe te kennen.

Evenmin laat artikel 159 GW toe dat een partij, die zich gegriefd acht door een bestuurshandeling doch het administratief contentieux en diens termijnen veronachtzaamt, een reddingsboei toegeworpen krijgt om alsnog door de gewone rechter de beweerde onwettigheid van een administratieve rechtshandeling door middel van een vordering op hoofdeis beslecht te zien.

De vordering, zoals gesteld, is derhalve ongegrond.’

Referentie: Rb. Dendermonde, 20 september 2013, ng. (Pub503748-3)

Deel dit artikel