Kortrijk
Mist
10° - 21°
Antwerpen
Mist
10° - 22°
Blog
Blog
07 maart 2011  | Dirk Van Heuven

Procedures voor de Raad van State zijn niet zodanig complex dat een hogere rechtsplegingsvergoeding moet toegekend worden

De wet van 21 april 2007 over de verhaalbaarheid van erelonen en kosten van de advocaat is niet van toepassing op procedures voor de Raad van State. Voorlopig blijven deze procedures dus buiten het systeem van de rechtsplegingsvergoeding. Het Grondwettelijk Hof heeft in het arrest van 16 juli 2009 echter geoordeeld dat, minstens in theorie, een beroep moet kunnen gedaan worden op artikel 1382 BW en de aquiliaanse aansprakelijkheidsleer in procedures voor de Raad van State, zodat er een vergoeding kan gevraagd worden voor de advocatenkosten die in het gelijkgestelde partij heeft betaald naar aanleiding van een succesvolle procedure voor de Raad van State. Deze vergoeding zou per analogie met de gewone rechtsplegingsvergoedingregeling moeten worden toegestaan. Het Grondwettelijk Hof argumenteerde:

“Wanneer de eis daarenboven wordt ingeleid voor een rechtscollege van de rechtelijke orde en is gebaseerd op artikel 1382 BW, moet dit rechtscollege rekening houden met het feit dat de wetgever zijn wil heeft uitgedrukt om terzake af te wijken van het beginsel van de volledige schadevergoeding, dat hij heeft geopteerd voor een forfaitaire schadeloosstelling en dat hij de regel heeft ingeschreven in artikel 1022, zesde lid van het Gerechtelijk Wetboek (...).

De verwijzende rechter zou de toepassing van die bepaling niet kunnen weren zonder een onverantwoord verschil in behandeling in het leven te roepen ten aanzien van een partij die in het gelijk wordt gesteld in een geschil met een administratieve overheid naargelang zij heeft geopteerd voor een beroep tot nietigverklaring voor de Raad van State of voor een vordering voor een justiciële rechter”.

De basisrechtsplegingsvergoeding bedraagt thans 1320 euro voor niet in geld waardeerbare vorderingen. Dit bedrag kan door de rechtbank verhoogd worden bij kennelijk onredelijke vorderingen of complexe procedures (artikel 1022 Ger. W.).

De zevende kamer van de rechtbank van eerste aanleg van Mechelen beslist nu in een niet-gepubliceerd arrest van 1 maart 2011 dat "sedert het arrest nr. 118/2009 de besisrechtsplegingsvergoeding de regel is, zowel in procedures voor de Raad van State als voor de gemeenrechetlijke procedures. Er is geen enkele aanleiding om daarvan af te wijken".

Procedures voor de Raad van State zijn niet van nature zodanig complex dat een hogere RPV moet toegekend worden. En zelfs bij een kennelijk gegronde vordering, zoals in deze zaak, is er geen kennelijk onredelijke situatie die een hogere RPV verantwoordt.

Referentie: Rb. Mechelen 1 maart 2011, ng. (PUB502056-4)

Deel dit artikel