Kortrijk
Bewolkt
16° - 22°
Antwerpen
Bewolkt
17° - 22°
Blog
Blog
21 februari 2012  | Dirk Van Heuven

Loopt de dwangsom door na een verkoop door de veroordeelde van een herstelvordering?

Het hof van beroep te Gent diende zich uit te spreken over een vordering bij toepassing van artikel 1385 quinquies Ger.W. uitgaande van een natuurlijke persoon die was veroordeeld tot herstel in de vorige toestand (van een monument) doch inmiddels het monument had overgedragen teneinde de herstelveroordeling door een derde te laten uitvoeren.

Het hof van beroep te Gent verwerpt de vordering:

“7.1. De bepaling van artikel 1385 quinquies Ger.W. vindt haar grondslag in de billijkheid in die zin dat niemand tot het onmogelijke kan gehouden zijn.

De vordering is gesteund op het bestaan van een onmogelijkheid om (verder) aan de hoofdveroordeling te voldoen omwille van het feit dat het moment na een verkoopcompromis van 20 september 2006 op 19 januari 2007 bij notariële akte door T.H., met als gedelegeerd bestuurder de eerste beklaagde, werd verkocht aan de vennootschap in oprichting D. Tot staving van het feit dat de verkoop de onmogelijkheid meebrengt om aan de hoofdveroordeling te voldoen wordt verwezen naar het feit dat in de akte is bedongen (volgens de vertaling van eisers van de in het Frans gestelde akte): “De koper verklaart met betrekking tot het verkochte goed te zijn veroordeeld door het hof van beroep te Gent op 23 maart 2001. Alle straffen, boetes, schadevergoedingen en kosten die voortvloeien uit deze veroordeling zijn ten laste van de verkoper. Alle straffen, boetes, schadevergoedingen en kosten die kunnen voortvloeien uit het feit dat de nieuwe eigenaar in overtreding is met de wet betreffende het verkochte goed zullen ter zijner laste zijn vanaf de dag van ingenottreding.”

7.2. Vooreerst is het zo dat een onmogelijkheid die de schuldenaar van de hoofdveroordeling, eiser A., zelf als gedelegeerd bestuurder mee heeft tot stand gebracht, precies om “af te geraken van de verplichtingen resulterend uit de veroordeling door uw hof van 23 maart 2001 en zo ook van de dwangsommen waarmee eerste verzoeker werd geconfronteerd” (dagvaarding, randnummer 5) vanzelfsprekend niet kan gelden als een onmogelijkheid in de zin van artikel 1385 quinquies Ger.W. Dit is zelfs al zou de verkoop zijn geschied “om de hoofdveroordeling te laten voldoen door de nieuwe eigenaar”.

Verder doet de verkoop van het pand en de verkoopsvoorwaarden niet af aan de veroordeling van de oorspronkelijke beklaagde A. tot uitvoering van het herstel, bevolen als verplichte aanvulling op het schuldig verklaren van deze beklaagde aan het te last gelegde misdrijf omschreven in het Monumentendecreet. Om tot het herstel te worden veroordeeld hoeft de veroordeelde niet de eigenaar te zijn of te blijven van het betrokken goed. Het herstel is immers geen straf maar een bijzondere vorm van vergoeding of teruggave ertoe strekkende een einde te maken aan de met de wet strijdige toestand die uit het misdrijf is ontstaan en waardoor het openbaar belang wordt geschaad.

Tenslotte blijkt helemaal niet dat de huidige eigenaar van het pand zich heeft verzet of nog verzet tegen de uitvoering van het bevolen herstel door eiser A. en/of de vorige eigenaar. Eiser A. heeft zich jarenlang niet voldoende ingezet om al dan niet via de tweede eiseres, het herstel volledig uit te (laten) voeren. Niets laat toe dit te wijten aan het feit dat het herstel, behoudens de hoogdringende instandhoudingswerken, niet nader is gepreciseerd dan door de vermelding dat het moment moet worden gebracht in de toestand zoals het zich bevond op het tijdstip van het beschermingsbesluit.

Kortom, in weerwil van wat in conclusies wordt aangevoerd om tot het tegendeel te besluite, oordeelt het hof dat alle ingeroepen omstandigheden tot staving van de vordering, afzonderlijk of samen beschouwd, geen gehele of gedeeltelijke, al dan niet tijdelijke, onmogelijkheid voor eerste eiser – evenmin als voor tweede eiseres overigens – meebrengen om te voldoen aan de hoofdveroordeling. Het kan niet worden gezegd dat van eiser A. in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet meer inspanningen of zorgvuldigheid konden worden verwacht om aan de hoofdveroordeling te voldoen.

Al de voormelde elementen maakten deel uit van het debat en waren aan de gevoerde tegenspraak onderworpen.”

Men denke dus 2 keer na alvorens een monument aan te kopen!

Ref. Gent 9 februari 2012, nr. 588/2000 (pub2585-1)

Deel dit artikel