Ongrondwettige lacunes doen zich voor telkens wanneer het gebrek of de afwezigheid van een rechtsregel volgens het Grondwettelijk Hof een schending van de Grondwet uitmaakt. Het fenomeen van de lacunes kan worden verklaard vanuit een theoretisch kader dat vertrekt van de stelling dat het recht een ‘logisch consistent systeem’ is.Een mooi voorbeeld is het op 1 juli 2010 gewezen arrest nr. 79/2010. In dat arrest stelt het Grondwettelijk Hof (nogmaals) een lacune vast in het artikel 14 RvS-wet: voor een kandidaat voor de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat, in zijn hoedanigheid van hoogleraar, staat geen vernietigingsberoep bij de Raad van State open omdat hij rechtstreeks wordt benoemd door de wetgevende kamers.
Het Hof vult in dit arrest zelf de lacune op door te stellen dat de verwijzende rechter artikel 14 RvS-wet moet toepassen alsof een hoogleraar- kandidaat ook een vernietigingsberoep bij de Raad van State kan instellen tegen de benoemingsbeslissing. Er kan worden verdedigd dat het Grondwettelijk Hof hier zelf als een de facto-wetgever optreedt. Het bovenstaande arrest is een duidelijke illustratie van de evolutie van het Grondwettelijk Hof van negatieve tot positieve (kader)wetgever en nu ook positieve precisiewetgever.In het artikel "Het recht als logisch consistent systeem- lacunes in de wetgving" (CDPK 2011, nr. 1) pleit ondergetekende voor matiging in hoofde van het Grondwettelijk Hof en om de opvulling van lacunes door het Hof zelf zo algemeen mogelijk te houden.
Meer lezen? http://www.cdpk.be/NL/voorstelling/huidigNummer.aspx?id=48