Kortrijk
Regen
9° - 15°
Antwerpen
Regen
10° - 15°
Blog
Blog
05 februari 2013  | Publius

Het einde van de gelijktijdige laatste memories voor de Raad van State is in zicht

Het gonst al enige tijd van berichten dat de bevoegdheden en de procedures van de Raad van State binnenkort aanzienlijk zullen worden gewijzigd. Zo is er sprake van een uitbreiding van de bevoegdheid van de Raad van State, waardoor deze zich ook zou kunnen uitspreken over een schadevergoedingseis, of van het instellen van een 'bestuurlijke lus', waarbij de overheid de kans krijgt een vormgebrek lopende de procedure te remediëren.

Deze plannen nemen echter niet weg dat er inmiddels minder grootschalige aanpassingen gebeuren aan de procedure voor de Raad van State. Zo meldden wij u enkele maanden geleden als dat er een wijziging op til was omtrent het indien van de laatste memories. Op heden moeten (of kunnen) alle partijen na ontvangst van het auditoraatsverslag gelijktijdig een laatste memorie neerleggen. Dit heeft als gevolg dat partijen niet op elkaars standpunt kunnen reageren en dat de laatste memorie van de partij die in het auditoraatsverslag in het gelijk wordt gesteld veelal weinig meerwaarde biedt.

In het Belgisch Staatsblad van 4 februari 2013 verscheen het Koninklijk besluit van 10 december 2012 waarmee een chronologie wordt ingevoerd voor het indienen van de laatste memories. De wijziging houdt in dat de auditeur in het verslag moet aangeven op welke volgorde het verslag ter kennis moet worden gebracht van de partijen.

In het verslag aan de Koning wordt de wijziging als volgt toegelicht:

"(Uit het bestaande procedureregement) volgt dat elk van de partijen haar laatste memorie indient zonder dat ze op de hoogte is van de laatste memories van de overige partijen. Zodoende worden sommige laatste memories ingediend die volledig doelloos zijn, bijvoorbeeld omdat de verwerende partij de Raad van State heeft meegedeeld dat de bestreden handeling is ingetrokken, terwijl de verzoekende partij, die van dit feit niet op de hoogte was, haar laatste memorie reeds heeft ingediend.
(...)
Voortaan zal de auditeur in de conclusie van zijn verslag de chronologische volgorde moeten aangeven waarin zijn verslag moet worden ter kennis gebracht van de partijen in het geding, waarbij elk van die partijen over een termijn van dertig dagen zal beschikken om een laatste memorie in te dienen.
De auditeur kan in dit verband niet vrij oordelen. Hij moet immers ervoor zorgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de artikelen 21, zesde lid, en 30, § 3, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

De volgende gevallen kunnen zich aldus voordoen :
A. Het verslag van de auditeur concludeert uitsluitend tot de verwerping van het verzoekschrift tot nietigverklaring.
De kennisgevingen vinden in deze volgorde plaats :
1. In de eerste plaats wordt kennis gegeven aan de verzoekende partij, die over een termijn van dertig dagen beschikt om een laatste memorie en een verzoek tot voortzetting van de procedure in te dienen (artikel 21, zesde lid, van de voornoemde gecoördineerde wetten).
2. Na het verstrijken van de voornoemde termijn van dertig dagen worden het verslag, de laatste memorie van de verzoekende partij en het verzoek tot voortzetting van de procedure ter kennis gebracht van de overige partijen. Zij beschikken over een termijn van dertig dagen om een laatste memorie in te dienen.
3. Indien de verzoekende partij binnen de in punt 1 bedoelde termijn van dertig dagen geen laatste memorie of verzoek tot voortzetting van de procedure heeft ingediend, legt de griffie na afloop van die termijn het dossier voor aan de auditeur met het oog op de toepassing van de versnelde procedure bepaald in artikel 14quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948. De griffie deelt, gelijktijdig met de kennisgeving bedoeld in artikel 14quater, tweede lid, het verslag ter informatie mee aan de verwerende en de tussenkomende partij en preciseert daarbij dat geen verzoek tot voortzetting van de procedure is ingediend.

B. Het verslag van de auditeur concludeert uitsluitend tot de nietigverklaring van de bestreden handeling.
De kennisgevingen vinden in deze volgorde plaats :
1. Gelijktijdige kennisgeving aan de verwerende en de tussenkomende partij, die elk over een termijn van dertig dagen beschikken om een laatste memorie en een verzoek tot voortzetting van de procedure in te dienen (artikel 30, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten).
2. Na het verstrijken van de voornoemde termijn van dertig dagen worden het verslag, de laatste memories en het verzoek tot voortzetting van de procedure ter kennis gebracht van de verzoekende partij. Zij beschikt over een termijn van dertig dagen om een laatste memorie in te dienen.
3. Indien de verwerende en de tussenkomende partij na het verstrijken van de hen toegekende termijn van dertig dagen geen verzoek tot voortzetting van de procedure of laatste memorie hebben ingediend, zendt de griffie het dossier over aan de auditeur met het oog op de toepassing van de versnelde procedure bepaald in artikel 14quinquies van het voornoemde besluit van de Regent van 23 augustus 1948. De griffie deelt, gelijktijdig met de kennisgeving bedoeld in artikel 14quinquies, tweede lid, het verslag ter informatie mee aan de verzoekende partij en preciseert daarbij dat geen verzoek tot voortzetting van de procedure is ingediend.

C. Het verslag van de auditeur bevat verscheidene conclusies, waaronder de nietigverklaring en de verwerping.
Aangezien de belangrijkste conclusie die is welke betrekking heeft op de nietigverklaring, vinden de kennisgevingen in deze volgorde plaats :
1. Gelijktijdige kennisgeving aan de verwerende en de tussenkomende partij, die elk over een termijn van dertig dagen beschikken om een laatste memorie en een verzoek tot voortzetting van de procedure in te dienen (artikel 30, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten).
2. Na het verstrijken van de voornoemde termijn van dertig dagen worden het verslag en, in voorkomend geval, de laatste memories en het verzoek tot voortzetting van de procedure ter kennis gebracht van de verzoekende partij. Zij beschikt over een termijn van dertig dagen om een laatste memorie en een verzoek tot voortzetting van de procedure in te dienen (artikel 21, zesde lid, van de voornoemde gecoördineerde wetten).
3. Indien de artikelen 14quater, tweede lid, of 14quinquies, tweede lid, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 toepassing vinden, zendt de griffie na het verstrijken van de termijnen genoemd in punt 2 het dossier te dien einde over aan de auditeur.

D. Het verslag concludeert noch tot de nietigverklaring, noch tot de verwerping.
Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het verslag uitsluitend concludeert tot een verzoek tot het stellen van een prejudiciële vraag aan een ander rechtscollege.
Aangezien het verslag geen van de conclusies bevat die aanleiding geven tot de toepassing van artikel 21, zesde lid, of van artikel 30, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, vinden de kennisgevingen van het verslag plaats in de chronologische volgorde die de auditeur in de conclusie van zijn verslag heeft aangegeven, naargelang van het geval."

Het KB van 10 december 2012 bevat geen bijzondere bepaling inzake de inwerkingtreding en zal bijgevolg in werking treden 10 dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Deel dit artikel