Op 1 juli 2013 werd de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De wet zelf trad in werking op 1 januari 2014. Deze wet voerde een op zichzelf staande regeling in van de gemeentelijke administratieve sancties, hetgeen ervoor geregeld werd door artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet.
De wet gaf aanleiding tot veel protest. Onder meer door het ABVV, de Kinderrechtencoalitie Vlaanderen en de Liga voor Mensenrechten werd vernietigingsberoep aangetekend bij het Grondwettelijk Hof.
In het arrest nr. 44/2015 van 23 april 2015 wees het Grondwettelijk Hof de diverse vorderingen tot vernietiging tegen deze wet af. Het Hof oordeelde dat er geen ernstige middelen werden aangevoerd door verzoekende partijen.
Eén van de kritieken die door verzoekers op de GAS-wet werden aangevoerd, betrof het gebrek aan definitie voor het begrip 'openbare overlast'. De GAS-wet maakt het gemeenten mogelijk straffen of sancties te bepalen voor inbreuken op politieverordeningen die beogen de 'openbare overlast' tegen te gaan. Doordat het begrip 'openbare overlast' geen voldoende normatieve inhoud zou hebben, zouden de strafbare gedragingen niet voldoende nauwkeurig zijn omschreven. Dit zou volgens verzoekers in strijd zijn met het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel 'nulla poena sine lege certa', dat stelt dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is.
Het Hof repliceerde als volgt:
'B.19.9. Artikel 2, §1, van de bestreden wet bepaalt op algemene wijze dat de gemeenteraad straffen of administratieve sancties kan bepalen voor de inbreuk op zijn reglementen of verordeningen. Uit de totstandkoming van de bestreden wet blijkt dat een van de belangrijkste motieven van de wetgever bij de invoering van het systeem van gemeentelijke administratieve sancties, het tegengaan is van openbare overlast. Hoewel het bestreden artikel 2 die vormen van openbare overlast niet zelf strafbaar stelt, volgt uit de combinatie ervan met artikel 135, §2, tweede lid, 7°, van de Nieuwe Gemeentewet dat de gemeenteraad straffen kan bepalen voor de inbreuken op gemeentelijke politieverordeningen genomen voor het tegengaan van alle vormen van openbare overlast.
B.19.10. Het begrip 'openbare overlast' verwijst naar gedragingen in de publieke ruimte die afwijken van wat in het normale maatschappelijke verkeer betaamt. Het gaat om lichtere vormen van verstoring van de openbare orde, de veiligheid, de gezondheid en de zindelijkheid die schadelijk of hinderlijk zijn en die de normale druk van het sociale leven overschrijden (Parl.St., Kamer, 1998-1999, nr. 2031/1, pp. 8-9).
B.20.1.Ter uitvoering van de aan hen verleende machtiging dienen de gemeenteraden concreet te bepalen welke vormen van openbare overlast zij wensen te bestraffen, zodat niet het veroorzaken van 'openbare overlast' als dusdanig, doch enkel de gedragingen die beantwoorden aan die concrete omschrijvingen kunnen worden gesanctioneerd.Zij dienen tevens te bepalen, binnen de grenzen waarin artikel 4, §§1 tot 3, van de wet van 24 juni 2013 voorziet, welke straf, administratieve sanctie of alternatieve maatregel van toepassing is op de voormelde inbreuken.
B.20.2. Aan de vereiste dat een strafbaar feit duidelijk moet worden omschreven, is slechts voldaan wanneer de rechtzoekende, op basis van de bewoordingen van de relevante bepaling en, indien nodig, met behulp van de interpretatie daarvan door de rechtscolleges, kan weten welke handelingen en welke verzuimen zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid meebrengen.
Enkel bij het onderzoek van een specifieke strafbepaling is het mogelijk om, rekening houdend met de elementen eigen aan de gedragingen die zij willen bestraffen, te bepalen of de door de gemeenteraad gehanteerde bewoordingen zo vaag zijn dat ze het strafrechtelijke wettigheidsbeginsel zouden schenden. Die controle ressorteert onder de bevoegdheid van de administratieve en justitiële rechter.'
Het Grondwettelijk Hof schuift de discussie met betrekking tot hetgeen onder openbare overlast kan begrepen worden, zodoende door naar de gewone rechtbanken.
Een ander punt van kritiek dat door verzoekers werd aangevoerd betrof de minimumleeftijd van 14 jaar voor het opleggen van gemeentelijke administratieve sancties. Voor de inwerkingtreding van de GAS-wet lag de minimumleeftijd op 16 jaar. Verzoekers zijn van oordeel dat het verlagen van de minimumleeftijd van 16 naar 14 jaar een schending inhoudt van de artikelen 10, 11 en 22 bis van de Grondwet, gelezen in samenhang met de bepalingen van het Verdrag inzake de rechten van het kind.
Het Hof wees ook dit middel af als ongegrond:
'B.51.5. Zoals het Hof bij zijn arrest nr. 6/2006 van 18 januari 2006 over het vroegere artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet heeft geoordeeld, kan de invoering van administratieve geldboeten ten aanzien van minderjarigen de door de wetgever nagestreefde doelstellingen van preventie en repressie helpen te verwezenlijken.
Het staat niet aan het Hof om de opportuniteit van de leeftijdsverlaging of de opvoedkundige waarde van de administratieve sancties te beoordelen. Het Hof dient evenwel na te gaan of de bestreden bepalingen de rechten van de minderjarigen niet op onevenredige wijze beperken.
(...)
B.51.8. In zoverre zij in de mogelijkheid voorziet voor de gemeente om bepaalde gedragingen te bestraffen met administratieve geldboeten, opgelegd aan minderjarigen die op het ogenblik van de feiten de leeftijd van veertien jaar hebben bereikt, doet de bestreden wet, rekening houdend met de vermelde waarborgen, niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van die minderjarigen.'
Het Hof benadrukte wel dat de minderjarige te allen tijde - en zo ook indien de sanctionerend ambtenaar van oordeel is dat de administratieve boete die moet worden opgelegd lager is dan 70 euro - het recht heeft te worden gehoord.
De integrale uiteenzetting van de middelen en het oordeel van het Hof vindt u hier.
Het debat over de gemeentelijke administratieve sancties wordt ongetwijfeld nog vervolgd (voor de gewone rechtbanken)...