De rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk verwerpt in het niet-gepubliceerde vonnis van 23 november 2010 de argumentatie dat een gemeente, door bij de minister beroep aan te tekenen tegen een stedenbouwkundige vergunning van de deputatie en door vervolgens de Raad van State te vatten tegen de ministeriële beslissing, onzorgvuldig handelde en zich schuldig maakte aan procesrechtsmisbruik :
- Over de zgz. miskenning van het zorgvuldigheidsbeginsel: "Een overheidsbeslissing die in redelijkheid werd genomen, dient niet gewraakt te worden enkel omdat ze achteraf verkeerd is gebleken of anders werd beoordeeld. (...) Er kan de gemeente geen fout ten laste gelegd worden op grond van het gegeven dat zij gebruik heeft gemaakt van de bij wet ingestelde beroepsmogelijkheden. Dit ongeacht of in de praktijk zekere procedures al dan niet frequent gevoerd worden. Zoals terecht aangehaald weordt door de gemeente D. heeft de Raad van State overigens bevestigd dat de gemeente D. in ieder geval een belang had om de procedure in te stellen gezien het bestreden besluit inging tegen haar beleid om enkel landelijke en residentiële woningen in open verband toe te laten. (...)
- Over het zgz. procesrechtsmisbruik: "Het algemeen belang dat de gemeente D. in dit dossier heeft nagestreefd op grond van een eigen invulling van een goede ruimtelijke ordening, die op zich niet kennelijk onredelijk was, stond geenszins buiten proportie tot het privé-belang van de nv T. om op dezelfde oppervlakte vier woningen op te trekken in plaats van twee. (...) Naar het oordeel van de rechtbank had de gemeente D. een redelijk en gerechtvaardigd belang om de wettelijk voorziene beroepsmogelijkheden uit te putten en de voorziene procedures te benaarstigen nu haar eigen visie niet van kennelijke onredelijkheid getuigt. De procesgang voor de Raad van State laat niet toe om daar anders over te oordelen".
De rechter zag er dan ook geen graten in dat de gemeente de procedure voortzette na een niet-schorsingsarrest en na een ongunstig auditoraatsverslag.Dat door de gemeente werd overgegaan tot een kantmelding komt volgens de rechtbank tegemoet "aan de algeme informatieplicht die op de gemeente rust zelfs al was er in onderliggend geval geen wettelijk verplichte kantmelding. De gemeente argumenteert terecht dat zij de aansprakelijkheid die op haar rust krachtens de informatieplicht die zij heeft ten aanzien van de burger in het gedrang zou gebracht hebben bij het onbehoorlijk informeren nopens de door haar ingestelde procedure(s) voor de Raad van State".
Referentie: Rb. Kortrijk, AR 031562/A, ng. (PUB 502506)
-