In niet-gepubliceerd vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 27 oktober 2011 werden zowel het Vlaams Gewest als een gemeente gedagvaard in schadevergoeding.
De rechtbank overweegt:
“De fout van de bestuurlijke overheid, die op grond van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek haar aansprakelijkheid kan meebrengen, bestaat in een gedraging die ofwel neerkomt op een verkeerd optreden dat beoordeeld moet worden volgens de maatstaf van een normaal zorgvuldige en voorzichtige overheid die in dezelfde omstandigheden verkeert, ofwel, behoudens onoverkomelijke dwaling of enige andere rechtvaardigingsgrond, een schending inhoudt van een nationaalrechtelijke norm of van een internationaal verdrag met rerchtstreekse werking in de interne rechtsorde, waarbij deze overheid verplicht is niets te doen of op een bepaalde manier wel iets te doen.
In het arrest nr. 184.260 van 17 juni 2008 heeft de Raad van State beslist dat de bevoegde Vlaamse minister zijn besluit van 3 september 1992 waarbij aan de heer D. een verkavelingsvergunning werd verleend, steunt op onwettige motieven. Aldus heeft de Raad van State een fout van het Vlaamse Gewest vastgesteld.
Gelet op het gezag “erga omnes” van deze beslissing van de Raad van State, staat de door het Vlaamse Gewest begane fout vast.
In hetzelfde arrest 184.260 zijn al de navolgende vergunningen vernietigd om de reden dat ze gesteund zijn op die onwettige verkavelingsvergunning. Het betreft de beslissingen van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente S.
- van 5 juli 1993, waarbij aan de heer K. de vergunning wordt verleend tot wijziging van de verkaveling,
- van 5 juli 1993, waarbij aan de heer en mevrouw K.-V. een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend voor het bouwen van een woning op hun perceel,
- van 19 juli 1993, waarbij aan de heer K. de vergunning wordt verleend voor het kappen van bomen voor de aanleg van een oprit en het bouwrijp maken op zijn perceel en
- van 2 april 1994 waarbij aan de heer en mevrouw V.-P. de vergunning wordt verleend voor het bouwen van een woning/villa op hun perceel
Zoals blijkt uit het arrest van de Raad van State zijn deze vergunningen gesteund op de onwettige verkavelingsvergunning. De onwettigheid die de verkavelingsvergunning aantast, werkt door en tast ook de wettigheid aan van de vergunningen die de gemeente S. heeft afgeleverd en die op de verkavelingsvergunning zijn gesteund.
Daaruit moet worden besloten dat de fout van het Vlaamse Gewest er ook toe heeft geleid dat de gemeente S. (onwettige) vergunningen heeft afgeleverd.
De gemeente S. was niet kunnen overgaan tot het verlenen van stedenbouwkundige vergunningen voor de percelen indien de heer D. zijn perceel niet had verkaveld – wat precies betekent opsplitsen in kavels met het oog op de verkoop ervan als percelen bouwgrond.
Zonder de aanvankelijke fout van het Vlaamse Gewest zouden er dus geen vergunningen zijn afgeleverd door de gemeente S. en zou de schade die de heer O. beweert te hebben geleden, doordat er op de verschillende kavels bomen zijn gerooid en erop is gebouwd, zich niet hebben voorgedaan.
Aldus staat vast dat er een oorzakelijk verband is tussen de oorspronkelijke fout van het Vlaamse Gewest en de schade die de heer O. beweert te hebben geleden.
...
Noch uit de aangehaalde arresten van de Raad van State, noch uit andere stukken, blijkt dat naast het Vlaamse Gewest ook de gemeente S. een fout zou hebben begaan.
Hierboven is uiteengezet dat de onwettigheid van de verkavelingsvergunning ook de onwettigheid tot gevolg heeft van de stedenbouwkundige vergunningen die erop werden gesteund en dat derhalve het Vlaamse Gewest ook aansprakelijk is voor de beweerde schade die zou volgen uit het rooien van bomen en het oprichten van de woningen op de kavels.
Het is evenwel niet bewezen dat de gemeente S. een fout heeft begaan door, nadat door de bevoegde minister de vergunning was verleend aan de heer D. om zijn perceel te verkavelen in loten bouwgrond, stedenbouwkundige vergunningen voor die kavels af te leveren en ook een verkavelingsvergunning voor het naastgelegen perceel af te leveren.
Zoals de gemeente S. terecht aanvoert, is het niet aan de bestuurlijke overheid om de onwettigheid van de algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen te sanctioneren of deze buiten toepassing te laten. Enkel de hoven en rechtbanken kunnen overeenkomstig artikel 159 van de Grondwet de onwettige besluiten en verordeningen buiten toepassing laten.
Het feit dat de gemeente S. is voortgegaan op de verkavelingsvergunning die de bevoegde minister had afgeleverd, om ook stedenbouwkundige vergunningen voor de kavels af te leveren en om zelf een tweede verkavelingsvergunning af te leveren voor het naastliggende perceel, kan dan ook niet als een fout worden aangeperkt. De gemeente S. kon de afgeleverde verkavelingsvergunning niet buiten beschouwing laten en diende met die vergunning rekening te houden bij de beoordeling van de andere aangevraagde vergunningen.
Elk normaal zorgvuldig gemeentebestuur zou derhalve op die wijze hebben gehandeld en zou zijn voortgegaan op de door de minister afgeleverde verkavelingsvergunning.
Er wordt de gemeente S. ook verweten geen openbaar onderzoek te hebben gevoerd alvorens te beslissen over de verkavelingsvergunning.
Die beweerde fout staat echter hoe dan ook niet in verband met de schade, nu de gemeente zelf in eerste instantie de verkavelingsvergunning had geweigerd en er dus geen verband is tussen het niet voeren van een openbaar onderzoek door de gemeente en de uiteindelijke beslissing van de minister waarbij de vergunning werd afgeleverd.
Daarnaast verwijt de heer O. de gemeente S. ook dat de bouw- en kapvergunningen werden verleend in strijd met de gewestplanbestemming.
De door de minister afgeleverde verkavelingsvergunning dateert evenwel van na de inwerkingtreding van het gewestplan. De gemeente S. kon die verkavelingsvergunning zoals gezegd niet buiten toepassing laten en diende derhalve de aanvragen tot bouw- en kapvergunningen en de nieuwe verkavelingsaanvraag te beoordelen in het licht van die door de minister verleende verkavelingsvergunning.”
Referentie : Rb. Brussel, 27 oktober 2011, ng. (PUB503046).