Kortrijk
Regen
15° - 21°
Antwerpen
Onweer
16° - 24°
Blog
Blog
28 juni 2012  | Publius

Ontvankelijkheidstoets rolrecht RvVb schendt artikel 6 EVRM

Artikel 4.8.19, §1/1 VCRO bepaalt dat de tussenkomende partij bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen een rolrecht is verschuldigd. Dit rolrecht dient binnen de 30 dagen na de betekening van het verzoek bij de Raad te worden gestort op rekening van het grondfonds. Indien dit niet tijdig is gebeurd, wordt het verzoek tot tussenkomst niet-ontvankelijk verklaard, zonder de mogelijkheid dit te regulariseren.In de procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen, die aanleiding gaf tot het hierna vermeld arrest, werd een verzoek tot tussenkomst omwille van deze reden niet-ontvankelijk verklaard.Voor de Raad van State wierp deze tussenkomende partij op dat artikel 4.8.19, §1/1 VCRO het recht op toegang tot een rechter, zoals geconcipieerd in artikel 6 EVRM, schendt, nu over deze vermeende onontvankelijkheid geen hoorzitting werd georganiseerd, laat staan dat zij een schriftelijk verweer heeft kunnen voeren.De Raad van State bevestigt deze visie in het cassatiearrest van 25 juni 2012, met nummer 219.930 en stelt:“7. Het in artikel 6.1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM) vervatte recht op een eerlijke behandeling brengt mee dat de tussenkomende partij het voormelde algemene rechtsbeginsel kan inroepen tijdens het ontvankelijkheidsonderzoek van de RvV op grond van voormelde decretale bepaling.8. Door enkel vast te stellen dat de betaling van het verschuldigde rolrecht voor het tijdig ingestelde verzoek tot tussenkomst van de verzoekende partij niet tijdig is gebeurd en op grond van die vaststelling het verzoek tot tussenkomst, zonder tegenspraak, onontvankelijk te verklaren, schendt de RvV het recht op een eerlijke behandeling op grond van artikel 6.1 EVRM.Het enige middel is gegrond.”[eigen markering]Opmerkelijk is dat een decretale bepaling schijnbaar rechtsreeks buiten werking wordt gesteld door de Raad van State, zonder beroep op het Grondwettelijk Hof.

Deel dit artikel