Kortrijk
Regen
7° - 15°
Antwerpen
Regen
7° - 16°
Blog
Blog
19 juli 2023  | Publius

Nieuwe omzendbrief 'afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines'

Uit het Vlaams Energie- en Klimaatplan blijkt de doelstelling om tot tegen 2030 de geïnstalleerde capaciteit aan windenergie op het land te verhogen tot 2,6 GW.

Op 18 juli 2023 werd omzendbrief OMV/2023/1 afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines gepubliceerd, om deze doelstelling mee waar te kunnen maken.

De omzendbrief OMV/2023/1 vervangt de omzendbrief RO/2014/02 'afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines' onmiddellijk.

Een update van de eerdere omzendbrief bleek noodzakelijk, weliswaar in overeenstemming met de bestemmingsneturaliteit en het ruimtelijk principe van de drietrapsladder zoals in de op 20 juli 2018 door de Vlaamse Regering goedgekeurde strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen opgenomen werd.

Uit de omzendbrief blijkt dat het beoordelingskader voor grote windturbines wordt aangepast en een drietrapsbeoordeling krijgt.

In een eerste trap wordt vastgesteld dat grote windturbines kunnen worden ingeplant binnen het bestaande ruimtebeslag, voor zover sectorael normen naar omliggende functies worden gerespecteerd. Solitaire windturbines zijn hierbij mogelijk.

In een tweede trap kunnen grote windturbines worden ingeplant als ze voldoen aan het bundelingsprincipe. Dit veronderstelt dat ze aansluiten bij grootschalige infrastructuren en grootschalige lijninfrastructuur in het landschap. Hier kan het gaat om geclusterde of solitaire windturbines. Het clusteringsprincipe wordt hier ook niet meer aangemerkt als 'voorkeur'. Voor grote windturbines worden andere bestaande grote windturbines, havengebieden en grootschalige bedrijventerreinen en markant in het landschap aanwezige lijninfrastructuren beschouwd als relevante koppelingsinfrastructuren.

In een derde trap is een ontwikkeling in open ruimte mogelijk, maar alleen als geclusterde windturbines in een windturbinepark. Het moet hier gaan om windwinningszones met een opstelling met een totaal vermogen van 20 MW. Hier wordt het bundelingsprincipe verlaten, maar het clusteringsprincipe blijft wel behouden. De landschappelijke inpassing van dergelijke windturbines worden expliciet aangemerkt als een belangrijk aandachtspunt.

Ook voor kleine en middelgrote windturbines worden in de omzendbrief enkele handvaten opgenomen.

Verder blijft ook het energetisch optimalisatieprincipe bestaan als ruimtelijk beoordelingselement.

Het principe van de clustering wordt verlaten, nu het niet meer zinvol wordt geacht om noodzakelijkerwijze drie windtrubines te eisen, terwijl met één of twee windturbines eenzelfde dan wel een grotere energetische opbrengst kan worden bekomen. De inplantingsmogelijkheden (aantal en dimensies) worden bepaald op grond van een balans tussen de ruimtelijke draagkracht en het energetisch optimalisatieprincipe. Deze wijziging lijkt mede voort te vloeien uit de recente rechtspraak van de Raad van State (RvS 11 mei 2023, nr. 256.491) dat stelde dat het bestuur zichzelf verplicht heeft om, door omzendbrief RO/2014/02 uit te vaardigen, zichzelf verplicht heeft om de daarin vervatte beleidsmatig gewenste ontwikkeling na te leven tenzij een in recht en redelijkheid aanvaardbaar motief een afwijking in een individueel geval kan verantwoorden. De Raad was dan ook van oordeel dat een formele motivering werd vereist om af te wijken van het clusteringsprincipe. Nu wordt geoordeeld dat dergelijke rechtspraak de verdere ontwikkeling van windturbineprojecten te veel zal bemoeilijken.

De omzendbrief kunt u hier terugvinden.

Deel dit artikel