Kortrijk
Motregen
0° - 5°
Antwerpen
Regen
-1° - 5°
Blog
Blog
17 april 2012 | Dirk Van Heuven

Kan de toets aan de goede ruimtelijke ordening nieuwe landbouwgebouwen in agrarisch gebied verhinderen?

In het arrest nr. S/2012/0060 van 28 maart 2012 schorst de Raad voor Vergunningsbetwistingen een stedenbouwkundige vergunning voor de oprichting van een nieuw varkensbedrijf dat gelegen is in agrarisch gebied.

De Raad voor Vergunningsbetwistingen argumenteert:

“Noch in de bestreden beslissing, noch in de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de stad H., waarin weliswaar wel wordt verwezen naar de verkaveling gelegen aan de M., wordt bij de beschrijving van de in de omgeving bestaande toestand ook maar enige melding gemaakt van de tegenover het perceel waarop de aanvraag slaat, aanwezige residentiële bebouwing. De aanwezigheid van de woning van onder andere de verzoekende partij wordt derhalve op geen enkele wijze concreet, laat staan afdoende, betrokken bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening. De omstandigheid dat vermelde woningen zonevreemd zijn, al laat de tussenkomende partij na aan te tonen dat deze woningen onvergund zouden zijn, is dan ook irrelevant.

De loutere overweging “...dat men zich in het agrarisch gebied bevindt en een landbouwer het recht heeft om er zijn beroep uit te oefenen. Het kan niet zijn dat eigenaars van zonevreemde woningen het effectieve gebruik van het agrarisch gebied kunnen boycotten. Wonen in het agrarisch gebied hangt nauw samen met de aanwezigheid van open zichten en landschappen, maar houdt ook in dat er een nauwe relatie bestaat met de landbouwactiviteiten”, lijkt dan ook veeleer een kritiek op het feit dat de huidige verzoekende partij administratief beroep heeft aangetekend tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de stad H. dan een daadwerkelijk concrete en afdoende beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening in het licht van artikel 4.3.1. §1, eerste lid, 1°, b en §2, eerste lid, 1° en 2° VCRO.

In zoverre in de bestreden beslissing wordt verwezen naar de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de stad H. en de verwerende partij zich het standpunt van het college eigen maakt, is de Raad van oordeel dat vermelde beslissing evenzeer is aangetast door ernstige motiveringsgebreken en dus, in het bijzonder voor wat de beoordeling van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de goede ruimtelijke ordening betreft, niet met goed gevolg kan aangewend worden door de verwerende partij zonder hierdoor de wettigheid van haar eigen beslissing te hypothekeren.”

De vraag die zich stelt is of de Raad voor Vergunningsbetwistingen afstapt van de traditionele rechtspraak dat van residentiële bewoners in agrarisch gebied een grotere tolerantie mag verwacht worden, dan wel en enkel sanctioneert dat in dit dossier een reële toets aan de goede ruimtelijke ordening geheel ontbreekt.

Deel dit artikel