De Deputatie van West-Vlaanderen verwoordt het als volgt in een beslissing van 20 mei 2010:
"Het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar was ongunstig omwille van het feit dat de hoeve opgenomen is op de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Het gaat om een negentiende eeuws hoeve met gebouwen die u-vormig gegroepeerd zijn rond een erf. Naast het woonhuis is er de verankerde dwarsschuur uit de 19e eeuw en een vlasschuur uit de jaren 1950. De hoeve is opgenomen in de inventaris omwille van haar historisch karakter en als voorbeeld van een relatief gaaf bewaarde 19e eeuwse hoeve.
In het beroepschrift wordt het gaaf bewaard zijn sterk genuanceerd gezien sommige delen van de hoeve veel recenter zijn, onder meer van 1950. Ook worden voorbeelden gegeven van andere hoeves die vergelijkbaar zijn en dan weer niet opgenomen zijn in de invenatris. In het beroepschrift wordt ook gesteld dat een opname in de invenatris geen sloopverbod impliceert.
De woning en de schuur (die wel bewaard blijft) zijn het meest authentiek. Er wordt echter niet aangegeven in de argumentatie van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of dit bijvoorbeeld over een uniek geval gaat of dat er van dergelijke hoeves nog veel bewaard zijn. De recentere betonnen loods wordt afgebroken. Deze heeft weinig architecturale waarde. Door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar wordt voorgesteld om de bestaande woning te bewaren en grondig te renoveren binnen hyet volume met eventueel een moderne tint. In het beroepschrift wordt echter gesteld dat de woning in zo’n slechte staat is en dat er ook technische gebreken zijn zodat een renovatie een onrealistisch zware kost zou betekenen. Dit standpunt kan gevolgd worden".
In afwezigheid van een normatieve erfgoedtoets kan gesteld worden dat de omstandigheid dat het om een geïnventariseerd gebouw gaat,mits draagkrachtige motieven niet verhindert dat er verbouwd of zelfs afgebroken wordt.
Referentie: PUB502290