Zo oordeelde alvast de Raad van State in een arrest nr. 230.036 van 30 januari 2015:
'Opdat een preventieve politiemaatregel als bedoeld in artikel 134 quinquies van de nieuwe gemeentewet kan worden genomen, is het noodzakelijk, maar voldoende, dat er ernstige aanwijzingen zijn dat in een inrichting feiten plaatsvinden van mensenhandel of feiten van mensensmokkel.
De bestreden beslissing beslaat meerdere bladzijden. Daarin wordt omstandig uiteengezet wat er is vastgesteld naar aanleiding van de controles van de zaak van verzoekster en dat het parket geen bezwaar heeft tegen een sluitingsmaatregel. Vervolgens worden de betrokken belangen expliciet afgewogen en wordt een ‘Verantwoording van de maatregel’ gegeven waarin ondermeer wordt overwogen dat een sluiting van één maand onrealistisch is en dat het doel om de ontmoetingsplaats en de buurt vrij te maken van mensenhandel en mensensmokkel enkel kan worden verwezenlijkt door een sluiting van drie maanden ‘opdat alle contacten inzake mensenhandel en mensensmokkel permanent zouden verwateren en het veiligheidsgevoel van de buurt kan herstellen.’
In het besproken middel doet verzoekster in essentie gelden dat zij het met de verwoorde vaststellingen en beoordeling niet eens is en dat er nog gen ‘afgerond strafdossier’ of ‘effectieve vervolging’ is, laat staan al ‘een vonnis terzake’. Dit mag waar zijn, maar spreekt als zodanig niet tegen dat er wel tenminste ernstige aanwijzingen zijn met betrekking tot feiten van mensenhandel of –smokkel'.