Door het Hof van Beroep Antwerpen werden in een arrest van 11 december 2023 de volgende twee prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof gesteld:
1. Schendt artikel 31 van het Rechtspositiedecreet van 27 maart 1991 (decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het Handvest van de Grondrechten, in die interpretatie dat opeenvolgende tijdelijke aanstellingen van bepaalde duur onbeperkt kunnen verlengd worden, waardoor er zelfs na een ononderbroken dienst van 1992 tot 1 maart 2021 maar met wisselende leeropdrachten geen recht op een vaste benoeming ontstaat, terwijl een zelfde ononderbroken staat van dienst maar met een zelfde leeropdracht wel aanleiding zou hebben gegeven tot een vaste benoeming?
2. Schendt artikel 6 van het Rechtspositiedecreet van 27 maart 1991 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het Handvest van de Grondrechten, in die interpretatie dat het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die niet de helft bedraagt van het aantal uren, vereist voor een betrekking met volledige betrekking, meer dan dubbel zoveel tijd in beslag nemen als in het geval van een meer dan halftijdse betrekking, om tot een vaste benoeming te kunnen komen?