Nieuw afwegingskader voor stakingsbevelen bij (strijdig) gebruik

Op 6 juni 2014 heeft de Vlaamse minister van ruimtelijk ordening een omzendbrief RO/2014/03 houdende een 'afwegingskader voor stakingsbevelen bij gebruik' ondertekend.

Uit de evaluatie van het Handhavingsplan bleek immers dat er bij de 'handhavingspartners' onduidelijkheid bestaat over de toepassing van het stakingsbevel bij handelingen die als strijdig gebruik worden omschreven. Dit leidt, aldus de minister, tot 'onduidelijkheden en uiteenlopende interpretaties, met een stijgend aantal betwistingen en procedures tot gevolg'. En verder : 'Het is de bedoeling dat deze omzendbrief consequent door alle bestuursniveaus wordt toegepast'.
Grofweg zijn de belangrijkste leerpunten van de omzendbrief:- De nadruk wordt sterk gelegd op het preventief karakter van het stakingsbevel- Er wordt een duidelijk onderscheid tussen gebruikshandelingen die géén of wél een (rechtstreekse) strijdigheid opleveren met een welbepaald bestemmingsvoorschrift.Ondergebruikshandelingen die wél een rechtstreekse strijdigheid opleveren met een bestemmingsvoorschrift worden enkel verstaan het plegen, voortzetten of instandhouden van handelingen in strijd met RUP's, stedenbouwkundige verordeningen of verkavelingsvoorschriften en het plegen van inbreuken na 1 mei 2000 op de plannen van aanleg en verordeningen van het DRO, tenzij vergund (artikel 6.11.1, 2° en 6° VCRO). Daarnaast zijn er de zogenaamde gewoontemisdrijven (het gewoonlijk gebruiken van een grond)- Na het verloop van 1 jaar na de gebruikshandeling kan geen staking meer opgelegd worden, tenzij in de ruimtelijke kwetsbare gebieden waar een termijn van 2 jaar geldt. Deze termijnen beginnen te lopen vanaf het initiële feit of de eerste handeling, en niet vanaf de feitelijke kennisname van het strafbare feit door het handhavend bestuurHet is duidelijk dat de omzendbrief ingaat tegen de soms overenthousiaste stakingsvorderingen van de gewestelijk stedenbouwkundige inspecteurs.