De voorziet in essentie tot de omzetting van de richtlijn 2019/1161/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen en voegt in de Overheidsopdrachtenwet definities inzake 'voertuig', 'schoon voertuig' en 'emissievrij zwaar bedrijfsvoertuig' toe. Voor de komende jaren worden een aantal referentieperiodes vastgesteld, telkens gekoppeld aan minimumstreefcijfers. Elke aanbestedende overheid moet erop toezien dat de Europese overheidsopdrachten voor de aankoop, leasing, huur of huurkoop van deze voertuigen en vervoersdiensten hiermee in overeenstemming zijn.
Verder zijn er ook een aantal aanvullingen aangebracht in de bepalingen inzake de uitsluitingsgronden en werd ook een nieuw artikel ingevoegd, luidende 'Derdenrechten op schuldvorderingen', dit zowel in de Overheidsopdrachtenwet als in de Concessiewet.
Tot slot wordt er ook een Comité inzake het bestuur van de overheidsopdrachten en concessies opgericht, dat bedoeld is om bijstand te leveren bij de opmaak van het toezichtrapport, waarvan sprake in artikel 163 § 3 van de Overheidsopdrachtenwet.