Kortrijk
Bewolkt
12° - 20°
Antwerpen
Regen
12° - 20°
Blog
Blog
30 januari 2024  | Deborah Smets

Ordemaatregelen vereisen geen onderzoek naar de toedracht van de feiten

De feiten die aan het arrest van de Raad van State van ten grondslag lagen, zijn de volgende: middels de beslissing van 22 september 2021 besliste het politiecollege om de verzoekende partij ‘een voorlopige schorsing op te leggen met ingang van 26 september 2021 gedurende vier maanden, meer bepaald tot en met 25 januari 2022, zonder inhouding van wedde’ op te leggen. De beslissing werd ingegeven vanuit het feit dat er ten aanzien van de verzoekende partij een opsporingsonderzoek lopende was en de aanwezigheid van de betrokkene op de dienst als niet verenigbaar werd aanzien.

In een van de middelen gaf de verzoekende partij aan dat het politiecollege, in het kader van het opleggen van een ordemaatregel, een eigen onderzoek moet voeren naar de feiten en de verantwoordelijkheid van betrokkene en dat het voldoende inspanningen moet leveren om een zicht te krijgen op wat er precies wordt verweten aan tuchtonderhorige.

De Raad van State antwoordde op dit middel als volgt:

‘Geen van de door verzoeker geschonden geachte rechtsregels of beginselen van behoorlijk bestuur vereist dat het bestuur voorafgaand aan de beslissing over een voorlopige schorsing een eigen onderzoek voert naar de feiten die het voorwerp vormen van de opsporingsonderzoeken en de verantwoordelijkheid van het personeelslid. De schuldvraag is in het kader van de ordemaatregel die de voorlopige schorsing is, immers niet aan de orde. Bijgevolg moet het bestuur geen inspanningen leveren om zelf te onderzoeken welke feiten verzoeker precies worden verweten in het kader van de drie opsporingsonderzoeken. De vaststelling dat verzoeker het voorwerp vormt van drie opsporingsonderzoeken, naast de afweging dat verzoekers aanwezigheid om de aangehaalde redenen onverenigbaar is met het belang van de dienst, volstaan om de ordemaatregel van de voorlopige schorsing op te leggen. Dat de feiten niet bewezen zijn, is niet relevant ter beoordeling van de vraag of verzoekers aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst.’

Het arrest bevestigt hierbij nogmaals het onderscheid tussen een ordemaatregel en een tuchtmaatregel en de bijhorende verplichting van de tuchtoverheid in het kader van de feitenvinding.


De link naar het arrest vindt u hier: http://www.raadvst-consetat.be/arr.php?nr=258200&l=nl

 

Deel dit artikel