Kortrijk
Regen
6° - 18°
Antwerpen
Bewolkt
7° - 19°
Blog
Blog
16 april 2024  | Deborah Smets

Tucht & Procedureregels (iii)

Een tuchtprocedure kent steeds een startschot. Dit startschot moet worden gegeven door de daartoe bevoegde persoon. Elk van de tuchtstatuten kent haar eigenheid en met andere woorden duidt steeds andere verantwoordelijken aan.

Het laten opstarten van de tuchtprocedure door een onjuist 'orgaan' / persoon leidt onherroepelijk tot de beëindiging van deze procedure. Het kent met andere woorden verregaande gevolgen. Voorzichtigheid geboden dus...

In het arrest van de Raad van State van 22 februari 2024 met nummer 258.882 werd een debat gevoerd over de persoon die de tuchtprocedure was opgestart. Het debat werd beslecht in het voordeel van de tuchtonderhorige. Concreet voerde de tuchtonderhorige het volgende middel aan:

'De verzoeker richt zijn middelonderdeel in essentie tegen het feit dat in de tuchtprocedure het inleidend verslag en het voorstel van zware tuchtstraf uitgaan van E.S. in diens hoedanigheid van hogere tuchtoverheid, terwijl de beslissing tot diens aanwijzing (ad interim) in het mandaat van directeur-generaal, bij wijze van aanstelling in dit hogere ambt, (en de navolgende verlengingen ervan) niet op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt en verzoeker dus niet tegenstelbaar zijn.'

De Raad volgende de redenering van de verzoekende partij en dit op grond van de volgende overwegingen:

  • één. De bekendmaking in het Belgisch Staatsblad weegt niet door ten aanzien van het personeelslid:

Inzake het argument van de verwerende partij dat de (verlengingen van de) aanstelling in het hoger ambt van E.S. zijn bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad - wat maakt dat die volgens haar aan verzoeker tegenstelbaar zijn, - en dat de inhoud van de relevante stukken eruit ter kennis werden gebracht van het personeel, gaat de verwerende partij eraan voorbij dat het de regelgever zelf is die voor deze (top)mandaten een tweeledige bekendmaking heeft opgelegd, waarbij uitdrukkelijk is voorzien in een bijzondere bekendmaking aan de personeelsleden die, zoals blijkt, geschiedt via het personeelsbulletin. Hieruit blijkt dat de regelgever niet alleen wenst dat deze aanwijzingen worden bekendgemaakt, maar ook dat de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad te dezen niet volstaat en dat binnen de Geïntegreerde politie, ten behoeve van de personeelsleden, aan die aanwijzingen een bijkomende, bijzondere bekendheid wordt gegeven door middel van een door de minister bepaalde bijzondere interne bekendmaking die de personeelsleden die effectief in de korpsen, diensten en eenheden van de Geïntegreerde politie zijn tewerkgesteld, erover inlicht dat een dergelijke aanwijzing werd gegeven. Wanneer de regelgeving zoals te dezen een tweeledige vorm van bekendmaking voorschrijft, moeten de personeelsleden ten aanzien van wie de bekendgemaakte overheidsakte niet betekend moet worden, er immers op kunnen vertrouwen dat alle beslissingen met betrekking tot het personeel hen pas verbinden en aan hen pas tegenstelbaar zijn nadat werd overgegaan tot de voorgeschreven bekendmaking. In het licht van deze bijzondere vorm van interne bekendmaking volstaat het enkele gegeven dat de betrokken aanstelling en de verlengingen ervan bij uittreksel werden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad derhalve niet opdat die tegenstelbaar zouden zijn aan de personeelsleden.

  • twee. De stelling dat het personeelslid kennis had van de aanstelling werd evenmin aanvaard:

'Evenmin gaat het argument van de verwerende partij op dat verzoeker voldoende kennis had van de aanstelling (en verlengingen) van E.S. in het hogere ambt van het mandaat van directeur-generaal, daarbij verwijzend naar diverse interne (e-)communicatie (“Fed Times” van 20 mei 2019, “DGJ Times” van 28 juni 2019 en een kennisgeving via SharePoint van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de aanwijzing (en verlengingen) in het hogere ambt van E.S.). De verwerende partij wijst geen enkele normatieve bepaling aan die haar tot een dergelijke bekendmaking via nieuwsbrieven of via het intranet verplicht. In de mate de verwerende partij hiermee wil aantonen dat verzoeker feitelijke kennis had of redelijkerwijze moest hebben van de betrokken aanstelling en de verlengingen ervan, gaat zij voorbij aan het feit dat er een normatieve verplichting tot (dubbele) bekendmaking bestaat van dergelijke besluiten, zodat niet moet worden onderzocht of verzoeker ondanks het gebrek aan dubbele bekendmaking, al dan niet feitelijke kennis had of moest hebben van de aanstelling en de verlengingen. In de mate de verwerende partij hiermee wil aantonen dat er een vast gebruik binnen de Geïntegreerde politie zou bestaan om via die instrumenten, aanwijzingen en verlengingen in een mandaatfunctie (al dan niet via de rechtsfiguur van de aanstelling in het hogere ambt) ter kennis te brengen van het personeel, staat hoe dan ook een dergelijke bekendmaking op zich nog niet gelijk met de reglementair bepaalde wijze van bekendmaking – en betreft het dus een feitelijke kennisneming - en kan zij de reglementair bepaalde bekendmaking en de daaruit volgende rechtsgevolgen, niet vervangen en zulks los van de vraag of de verwerende partij met enkel deze drie vormen van interne (e-)communicatie op zich voldoende aantoont dat er bij haar een vast gebruik bestaat om dergelijke beslissingen op een voor haar personeel genoegzaam bekende en voldoende toegankelijke wijze via nieuwsbrieven en op het intranet bekend te maken.'

Op basis van deze vaststellingen oordeelde de Raad dat de aanstelling (en verlengingen) in het mandaat van directeur-generaal niet tegenstelbaar zijn aan het personeelslid, waardoor moet besloten worden dat het inleidend verslag en het voorstel van tuchtstraf niet zijn uitgegaan van de bevoegde tuchtoverheid.

Deel dit artikel