Kortrijk
Regen
7° - 14°
Antwerpen
Regen
8° - 14°
Blog
Blog
10 november 2011  | Publius

Wie kritiekloos inschrijft voor opdracht kan onwettigheid van bestek niet meer inroepen: einde van de Labonorm-leer?

In het arrest Labonorm van 2 december 2005 stelde de algemene vergadering van de Raad van State dat "de mogelijkheid om onmiddellijk een beroep tot nietigverklaring en een vordering tot schorsing in te stellen tegen de beslissing om het bestek vast te stellen, niet wegneemt dat de onrechtmatigheden die een inschrijver aan een besteksbepaling verwijt, ook nog op ontvankelijke wijze mogen worden ingeroepen tegen latere beslissingen in het kader van de gunningsprocedure; dat de verzoekende partij derhalve tot staving van haar beroep tegen de bestreden beslissingen de onwettigheid mag inroepen van het bestek, zelfs indien zij de beslissing tot vaststelling van het bestek als zodanig niet heeft aangevochten bij de Raad van State".
Samengevat: ook bij het aanvechten van de gunningsbeslissing kon de inschrijver de onwettigheid van het bestek inroepen.

In arrest nr. 214.782 van 10 augustus 2011 oordeelt de Raad van State echter als volgt:

"Ten slotte werpt de verzoekende partij nog op dat de opgegeven beoordelingsmethode het gelijkheidsbeginsel zou schenden en de puntenspreiding als resultaat van de methodiek niet in verhouding zou staan tot de verschillen tussen de offertes.

(...)

Vastgesteld dient te worden dat de verzoekende partij de reeds in het bestek aangekondigde methode, bij kennisname van het bestek, geenszins heeft betwist.
Door zonder meer aan de procedure deel te nemen moet de verzoekende partij worden geacht het grievend karakter dat, zoals zij betoogt, aan de gekozen procedure kleeft, zelf te hebben geaccepteerd. Door later in een jurisdictionele procedure voor de Raad van State op die grief een middel te steunen, handelt zij niet met de zorgvuldigheid die ook van de burger mag worden verwacht als deze deelnemer is aan een bestuurlijk beslissingsproces. De betrokken grief lijkt dan ook niet meer nuttig en ontvankelijk te kunnen worden aangebracht in de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid ten gevolge van de eigen niet-diligente houding van de verzoekende partij."

De Raad van State lijkt met andere woorden de Labonorm-doctrine op de helling te zetten. Een vraag die zich stelt is of de verwijzing naar procedure van de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid impliceert dat de Raad een andere zienswijze zal hanteren in een annulatieprocedure.

Deel dit artikel