Kortrijk
Regen
7° - 14°
Antwerpen
Regen
8° - 14°
Blog
Blog
13 maart 2016  | Dirk Van Heuven

Wettigheidsexceptie door gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur is problematisch

Zo blijkt alvast uit een parlementair debat op 16 februari 2016.

De minister van omgevingsrecht werd gevraagd of zij het vindt kunnen dat de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur in het kader van een herstelvordering een wettigheidsexceptie opwerpt tegenover een stedenbouwkundige vergunning die niet is aangevochten door de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar.

Het standpunt van de minister is duidelijk:

‘Wanneer de leidend ambtenaar heeft beslist geen beroep in te stellen, acht ik het niet wenselijk dat de regularisatievergunning door een individuele gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur nog wordt betwist, niet alleen in lopende gedingen, maar evengoed met het oog op het verkrijgen van een positief advies van de Hoge Raad. Het is de taak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen om in eerste instantie te oordelen over de wettigheid van een aangevochten stedenbouwkundige vergunning en de leidend ambtenaar beslist om al dan niet een beroep tot nietigverklaring in te stellen. Een exceptie van onwettigheid zonder gelijklopend beroep van de leidend ambtenaar moet de uitzondering zijn.

(...)

De uitzonderingen op dit algemeen principe zullen ook worden gedefinieerd. Het kan bijvoorbeeld wel in geval van een manifest onwettige beslissing van een lokaal bestuur die Vlaamse beleidsregels schaadt en die op basis van de richtlijn niet werd voorgelegd voor een eventueel beroep.

(...)

Wanneer de leidend ambtenaar beslist om geen beroep in te stellen, moet de individuele gewestelijke stedenbouwkundig inspecteur dit niet wél doen. Ik heb daar heel duidelijk op geantwoord: dat kan niet de bedoeling zijn.

Gaat men zijn boekje te buiten? Artikel 159 van de Grondwet is wat het is. Maar ik vind dat er intern een duidelijke hiërarchie is. Tegen de beslissing van de leidend ambtenaar moet niet worden ingegaan'.

Deel dit artikel