Kortrijk
Regen
7° - 15°
Antwerpen
Regen
8° - 15°
Blog
Blog
24 november 2021  | Dirk Van Heuven

Wanneer is er sprake van een cafetaria in nevenfunctie dan wel van een horecazaak in hoofdfunctie?

Dit was in essentie de vraag die moest beslecht worden door de correctionele rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen.

In een vonnis van 22 november 2021 overweegt de rechtbank:

‘Beklaagden betwisten dat de feitelijke vaststellingen met zich zouden meebrengen dat er een functiewijziging plaatsvond, aangezien [de broodjeszaak] een weloverwogen nevenactiviteit zou zijn van [de meubelwinkel], die haar potentiële klanten een hapje en een drankje zou willen aanbieden om zo de verkoop te stimuleren.

De feitelijke vaststellingen tonen echter aan dat er wel degelijk een autonome handelszaak werd voorzien, die apart reclame maakte, apart toegankelijk was en zelfs andere openingsuren hanteerde. Dit betreft dan ook een andere hoofdfunctie dan detailhandel, zoals omschreven in artikel 2, §1, 5° (detailhandel) respectievelijk 6° (dancing, restaurant en café) van het Besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen.

Ook de aangehaalde bepalingen van het PRUP en de verantwoordingsnota maken duidelijk dat de interpretatiemarge waar beklaagden zich op beroepen, er in deze niet is. De omschrijving van de toegelaten nevenbestemmingen is erg beperkend omschreven en horeca-activiteiten zijn uitdrukkelijk uitgesloten. De verwijzing in de verantwoordingsnota naar een cafetaria voor werknemers en klanten moet dan ook strikt worden geïnterpreteerd, waarbij het aanbieden van eten en drinken voor derden (die werknemer noch klant van de winkel zijn) uitgesloten is.’

Referentie: Corr. Antwerpen, 22 november 2021, nr. 2021/5574 (PUB505546-8 )

Deel dit artikel