Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 13°
Blog
Blog
27 juli 2016  | Publius

Toch een voortgezet misdrijf bij bestemmingsstrijdig gebruik?

In 4 arresten van dezelfde dag, waaronder het arrest nr. C.13.0098.N/2 van 25 februari 2016, antwoordt de burgerlijke, eerste kamer van het Hof van Cassatie, op deze vraag bevestigend:

'1. Krachtens artikel 146, eerste lid, 6°, Stedenbouwdecreet 1999 wordt de persoon gestraft die een inbreuk op de plannen van aanleg en verordeningen die tot stand zijn gekomen volgens de bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, en die van kracht blijven zolang en in de mate dat ze niet vervangen worden door nieuwe voorschriften uitgevaardigd krachtens onderhavig decreet, pleegt na de datum van inwerkingtreding van dit decreet, of dit voortzet of in stand houdt, op welke wijze ook.

Krachtens artikel 6.1.1, 6°, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is, na 1 mei 2000, het plegen, voortzetten of in standhouden van een inbreuk op de plannen van aanleg, strafbaar.

Artikel 4.1.1, 1°, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt dat een bestemmingsvoorschrift
een stedenbouwkundig voorschrift is dat is neergelegd in, onder meer, een gewestplan, in welk geval het betrekking heeft op de omschrijving van de bestemmingsgebieden, in de zin van artikel 1, § 1, tweede lid, koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen.

2. Op grond van artikel 4.1 en 11 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen zijn de agrarische gebieden bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, benevens
verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven.

3. Op grond van artikel 1.1.2, 7°, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt voor de toepassing van deze codex verstaan onder handelingen: werkzaamheden, wijzigingen of activiteiten met ruimtelijke implicaties.

4. Uit deze bepalingen volgt dat het niet vergund gebruik in strijd met de gewestplanbestemming
“agrarische gebied” na 1 mei 2000 ingevolge artikel 6.1.1, 6°, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening een strafbare handeling kan uitmaken, voor zover dit strijdig gebruik op zich een ruimtelijke implicatie heeft, hetgeen de rechter in concreto dient na te gaan.

5. Voor dergelijke strafbare handeling kan een stakingsbevel worden afgeleverd zoals bedoeld in artikel 154 Stedenbouwdecreet 1999 en artikel 6.1.47 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voor zover vaststaat dat daardoor een inbreuk op de wettelijke regels inzake ruimtelijke ordening kan worden voorkomen.

Het niet vergund gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften is geen voortdurend misdrijf, dit is een misdrijf dat bestaat in een ononderbroken en door de dader bestendigde wederrechtelijke toestand.Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf vormen voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben en kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren. De rechter beoordeelt dit in feite.

6. De appelrechters die vaststellen dat het misdrijf van strijdig gebruik een op zich staand misdrijf is te onderscheiden van het misdrijf van instandhouding van de primaire gebruikswijziging en verder dat de uitbaters van het massagesalon elke dag actieve daden van koophandel stellen strijdig met de
ming, zonder na te gaan of deze daden ruimtelijke implicaties hebben, noch eenheid van opzet vaststellen of aannemen zodat deze daden een enkel voortgezet misdrijf opleveren, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond'.

Deze rechtspraak maakt in feite de stedenbouwkundige verjaringsregeling tot dode letter, nu ... de meeste zone-eigen misdrijven gewoonweg voor regularisatie in aanmerking komen en verjaringsregeling vooral bedoeld was om rechtszekerheid te creëren voor oude, zonevreemde misdrijven (buiten ruimtelijk kwetsbaar gebied).

Het is de vraag of de strafrechtelijke kamer van het Hof van Cassatie over deze kwestie op dezelfde manier denkt dan de burgerlijke kamer en wat het 'eindoordeel' zal zijn van het Grondwettelijk Hof of eventueel zelfs van het Hof van de Rechten van de Mens. Natuurlijk kan de decreetgever zelf ook ingrijpen...

Deel dit artikel