Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 13°
Blog
Blog
29 januari 2018  | Dirk Van Heuven

Rechtsplegingsvergoedingsregeling voor de Raad van State heeft terugwerkende kracht

Het Gentse hof van beroep moest - na cassatie - in het kader van een aansprakelijkheidsvordering na vernietiging door de Raad van State beslissen of de reële dan wel de geforfaitiseerde advocatenkosten konden aangerekend worden aan de in het ongelijk gestelde overheid. Het betrof oudere dossiers, dus van voor de rechtsplegingsvergoedingsregeling. Het hof beslist:

'Anders dan de eerste rechter en het hof van beroep te Brussel beslisten is dit hof van oordeel dat uit hoofde van verdedigingskosten voor wat betreft de procedures voor de Raad van State slechts de ‘geforfaitiseerde analoge rechtsplegingsvergoedingen’ kunnen worden toegekend.

Het hof verwijst daartoe naar het arrest van het Grondwettelijk Hof van 16 juli 2009 (nr. 118/2009). Dat alle procedures voor de Raad van State werden afgesloten voor de inwerkingtreding van de verhoogde rechtsplegingsvergoeding voor de gewone rechtbanken (dus voor de inwerkingtreding van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat; op 1 januari 2008) doet hier geen afbreuk aan. Overeenkomstig art. 13 van de wet van 21 april 2007 zijn de bepalingen ervan onmiddellijk (vanaf haar inwerkingtreding) van toepassing op de hangende zaken. Onder ‘hangende zaken’ worden bedoeld, de zaken waarover nog uitspraak moet worden gedaan bij de inwerkingtreding van de nieuwe wet (Cass. 19 mei 2011, C.10.0573.F). Het betreft dus zaken waarin nog uitspraak moet worden gedaan over de vergoeding voor de verdedigingskosten (zie J.F. Van Droogenbroeck en B. De Coninck, “La loi du 21 avril 2007 sur la répétibilité des frais et honoraries d’avocat”, J.T. 2008, 56, nr. 91), zoals in huidig dossier.

De in hoofdorde door de nv K. gestelde vordering is derhalve ongegrond.

De nv K. voerde 5 schorsings- en vernietigingsprocedures voor de Raad van State. Ze vordert ondergeschikt de maximale rechtsplegingsvergoeding van 1.400,00EUR per procedure, hetzij (5X1.400,00 EUR of) 7.000,00EUR, en meer ondergeschikt het basisbedrag, hetzij (5x700,00 EUR of) 3.500,00EUR.

De NV K.toont niet aan dat de diverse procedures een dermate hoge moeilijkheidsgraad hadden dat ze (telkens) de maximum rechtsplegingsvergoeding rechtvaardigen. Aldus kan aan de nv K. het basisbedrag aan rechtsplegingsvergoeding worden toegekend, hetzij (5 x 700,00 EUR of) 3.500,00 EUR (...)'..

Referentie: Gent 25 januari 2017, AR 2016/AR/180 (PUBD7468/1-3 ).

Deel dit artikel