Kortrijk
Regen
7° - 14°
Antwerpen
Regen
7° - 15°
Blog
Blog
19 januari 2018  | Merlijn De Rechter

Onwettig project-MER-besluit = onwettig RUP = onwettige vergunning (en er zijn er veel...)

In een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 5 december 2017 (RvVb 5 december 2017, nr. RvVb/A/1718/0299) wordt het volgende besloten:

'De verzoekende partij voert aan dat ten onrechte drempelwaarden werden toegepast om de planMER-plicht te beoordelen.

Punt 10, b van bijlage II van het project-MER-besluit luidde ten tijde van het vaststellen van het RUP:

“... 10. Infrastructuurprojecten
...
b) Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen,
- met betrekking tot de bouw van 1000 of meer woongelegenheden, of
- met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m2 handelsruimte of meer, of
- met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur. ...”

Met een arrest van 24 maart 2011 met nummer C-435/09 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat voor zover de regelgeving van het Vlaamse Gewest drempelwaarden en selectiecriteria vaststelt die enkel met de omvang van het betrokken project rekening houden, dit niet aan de eisen van artikel 4, leden 2 en 3 van die richtlijn, gelezen in samenhang met de bijlagen II en III, voldoet. Het Hof van Justitie oordeelde vervolgens dat de regelgeving van het Vlaamse Gewest de verplichtingen niet is nagekomen die volgen uit de project-MER-richtlijn doordat niet de nodige maatregelen zijn genomen om artikel 4, leden 2 en 3, van deze richtlijn, gelezen in samenhang met de bijlagen II en III, correct of volledig uit te voeren.

Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 7 januari 2004 met nummer C-201/02 overwogen dat artikel 2, eerste lid van de project-MER-richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 1, tweede lid en artikel 4, tweede lid ervan, rechtstreekse werking heeft.

Het voorgaande heeft, zoals ook de verzoekende partij stelt, tot gevolg dat het project-MER-besluit buiten toepassing dient te worden gelaten, en dat de vraag, ten tijde van de vaststelling van het RUP ‘Spreeuwenhoek-Venne’, of het RUP MER-plichtige projecten mogelijk maakt, dient te worden beoordeeld op grond van artikel 2, eerste lid en artikel 4, tweede lid van de project-MERrichtlijn, in samenhang met bijlage II van deze richtlijn.

De bijlage II van de project-MER-richtlijn (thans de richtlijn 2011/92/EU) vermeldt onder punt 10, b) “Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen”. Daarnaast wijst de verzoekende partij er ook op dat punt 10, e) van dezelfde bijlage onder meer “aanleg van wegen” vermeldt. In de screeningsnota wordt de gewenste planinvulling als volgt omschreven (p. 15):

“... Het bestemmingsplan is terug te vinden in bijlage 1. Er worden 9 woonzones voorzien (maximaal 372 woningen), elk met hun eigen invulling. Het betreft een villawijk, een woonzone met gesloten bebouwing, een zone voor rug aan rug gekoppelde woningen, een zone voor zijtuinwoningen, enz. Er worden twee zones voor recreatie voorzien. Het betreft de zone rond de bestaande voetbalvelden en tennisvelden. Er wordt een zone voor bos en een buurtpark voorzien binnen het plan. Tevens is er een zone voor een park aan het water. Groenstrips worden voorzien binnen het plan, alsmede verbindingen voor langzaam verkeer en zones voor gemeenschapsvoorzieningen. ...”

Uit de screeningsnota en de stedenbouwkundige voorschriften blijkt dat het RUP ‘SpreeuwenhoekVenne’ voorziet in acht woonzones (in totaal maximaal 372 woningen), elk met hun eigen invulling. Het betreft onder meer een villawijk, een woonzone met gesloten bebouwing, een zone voor rug aan rug gekoppelde woningen en een zone voor zijtuinwoningen. Er wordt een zone voor recreatie voorzien rond de bestaande voetbalvelden en tennisvelden. Tevens wordt een zone voor bos en een buurtpark voorzien, evenals een zone voor een park aan het water. Het RUP voorziet ook in de aanleg van diverse wegen, verbindingen voor langzaam verkeer, groenstrips en zones voor gemeenschapsvoorzieningen. Volgens de screeningsnota heeft het plangebied een totaal te ontwikkelen oppervlakte van 43 ha.

De verzoekende partij stelt niet ten onrechte dat het RUP ‘Spreeuwenhoek-Venne’ de realisatie van projecten mogelijk maakt zoals vermeld in bijlage II bij de project-MER-richtlijn, met name “stadsontwikkelingsprojecten” (punt 10, b). De Raad stelt vast dat de wegen in het RUP deel uitmaken van de ontwikkeling van het gebied in functie van de “stadsontwikkelingsprojecten” en niet als afzonderlijke categorie in de zin van punt 10, e) van bijlage II bij de project-MER-richtlijn zijn opgevat.

De conclusie van het voorgaande is dat, met toepassing van artikel 4.2.3, §2, 1° DABM en het project-MER-besluit en, overeenkomstig de richtlijnbepalingen met rechtstreekse werking, het RUP Spreeuwenhoek-Venne van rechtswege plan-MER-plichtig is en er geen toepassing gemaakt kon worden van de screeningsprocedure.

5.
Of er sprake is van een plan dat betrekking heeft op een “klein gebied op lokaal niveau” of een “kleine wijziging” in de zin van artikel 4.2.3, §3 DABM moet steeds geval per geval worden getoetst, aangezien in de regelgeving geen concrete definitie van deze begrippen wordt geven. Het komt toe aan de bevoegde plannende overheid om aan te tonen dat het plan betrekking zou hebben op een klein gebied op lokaal niveau of op een kleine wijziging.

Noch in de screeningsnota, noch in de beslissing van de dienst Mer zijn concrete aanduidingen te vinden dat het plan betrekking zou hebben op een klein gebied op lokaal niveau of op een kleine wijziging, zoals bepaald in artikel 4.2.3, §3 DABM, zodat voorbijgegaan zou kunnen worden aan de plan-MER-plicht. Het komt de Raad ook niet toe dit uit de gegevens van het dossier af te leiden'.

In die gevallen dat de planningsoverheid zich aldus, bij de beoordeling van verplichting tot de opmaak van een plan-mer, beperkt heeft tot het in acht nemen van de drempelwaarden uit het MER-besluit (besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004), heeft zij een onwettige RUP tot stand gebracht. Zulks is immers in strijd met het voormelde arrest van het Hof van Justitie. Zodoende is er sprake van een onwettig (gemeentelijk) RUP.

Stedenbouwkundige- en / of verkavelingsvergunningen (of: omgevingsvergunningen) die worden toegekend op basis van een een onwettig RUP zijn middels toepassing van artikel 159 GW ook met dezelfde onwettigheid aangetast.

Deel dit artikel