Kortrijk
Regen
3° - 10°
Antwerpen
Regen
3° - 10°
Blog
Blog
15 april 2022  | Publius

Is de 'gezondheidsimpact' van de door een gebuur gevorderde snoei op de geviseerde bomen irrelevant?

Nadat de vrederechter van het eerste kanton Mol-Geel in een vonnis van 12 april 2022 de vordering tot het rooien van bomen op minder dan 2 meter afstand van de erfscheiding afwijst, omdat geen bovenmatige hinder wordt bewezen, wordt de vordering tot snoeien van die bomen tot aan de perceelsgrens wel gegrond verklaard:

‘Waar deskundige Thiery in het kader van de plaatsopneming stelde dat een volledig opsnoeien tot op de perceelsgrens van de overige bomen (met nummers 2, 3, 4, 5, 7, 9, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 23) de bewuste bomen uit evenwicht zou kunnen brengen en hun leefbaarheid zou kunnen aantasten, dient de rechtbank er op te wijzen dat een mogelijke nefaste invloed van dit snoeien op de toekomst van die bomen van geen belang is voor de toepassing van artikel 37 Veldwetboek. (zie J. Kokelenberg, Bomen: bron van gezonde licht en ongezonde spanningen in RGDCB, Kluwer, 2011, nr. 7 met verwijzing naar B. Dervaux, De afstand van beplantingen, Kortrijk-Heule 1990, nr. 100 en RPDB, Complément II, v° ‘Droit Rural’, nr. 367).

Het recht van eisende partij om het snoeien van ook die bomen te vorderen tot op de grensscheiding, op grond van artikel 37 Veldwetboek, is een absoluut recht en mag onvoorwaardelijk toegepast worden (zie B. Dervaux, De afstand van beplantingen, Kortrijk-Heule 1990, nr. 100).

Ook uit een beweerdelijk natuurnadeel kunnen verwerende partijen dus geen argumenten putten. Het beweerdelijk natuurnadeel zou overigens, zélfs bij enig afsterven van tot op de grensscheiding gesnoeide bomen, veeleer beperkt zijn, nu het ganse perceel van verwerende partijen zwaar begroeid is en de natuur zich aldaar dus erg vlug zal herstellen via verdere opgroei van de resterende begroeiing op het bewuste perceel.’

Artikel 37 van het Veldwetboek luidde als volgt:

‘Degene over wiens eigendom takken van bomen van een nabuur hangen, kan de nabuur noodzaken die takken af te snijden. (...) Het recht om de wortels weg te hakken of de takken te doen afsnijden verjaart niet’.

Het nieuwe artikel 3.164 NBW luidt als volgt:

‘Indien een eigenaar van beplantingen waarvan de takken of wortels doorschieten over de perceelsgrens, nalaat de doorschietende takken of wortels te verwijderen binnen zestig dagen na een ingebrekestelling per aangetekende zending van de nabuur, kan deze laatste eigenmachtig, op kosten van de eigenaar van de beplantingen, deze takken of wortels wegsnijden en zich toe-eigenen. Als de nabuur het doorschietende zelf wegsnijdt, draagt hij zelf het risico voor de schade die hij aan de beplantingen toebrengt. Hij kan eveneens eisen dat de eigenaar dit wegsnijdt, tenzij de rechter van oordeel is dat zulks rechtsmisbruik uitmaakt. De rechter houdt bij dat oordeel rekening met alle omstandigheden van het geval, met inbegrip van het algemeen belang. Het recht om de verwijdering te eisen, kan niet uitdoven door verjaring’.

Referentie: Vred. Mol-Geel, 12 april 2022, nr. 20A1265/1 (Pub508872)

Deel dit artikel