Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 12°
Blog
Blog
12 september 2014  | Publius

Is advies van lokaal bestuur mogelijk in eigen stedenbouwkundige aanvraag?

De Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar (hierna: GSA) op de vingers getikt in een recent arrest van 5 augustus 2014.Het college van burgemeester en schepenen van een gemeente had een stedenbouwkundige aanvraag ingediend bij de GSA. Deze laatste had de gemeente gevraagd om het openbaar onderzoek te organiseren, de bezwaren te bundelen én tevens ook advies te verlenen met betrekking tot de uitgebrachte bezwaren. Nog had de GSA bij vergunningsbeslissing de bezwaren beantwoord door te verwijzen naar en het bijtreden van de uitgebreide weerlegging van deze bezwaren door het college van burgemeester en schepenen.De Raad stelt dat een en ander niet zonder meer kan: ‘[...]De vergunningverlenende overheid is in principe niet verplicht elk bezwaar of elk onderdeel van een bezwaar uitdrukkelijk en/of afzonderlijk te beantwoorden. Het is voldoende dat in de bestreden beslissing duidelijk wordt aangegeven op grond van welke elementen en argumenten de bezwaren al dan niet kunnen worden bijgetreden.Een bijzonderheid is de situatie waar de bouwheer het college van burgemeester en schepenen is of als het college optreedt als orgaan dat in rechte de gemeente als bouwheer vertegenwoordigt in de bijzondere procedure.In het geval een openbaar onderzoek vereist is, voorziet artikel 4.7.26, §4 VCRO het volgende:“...§4 Ten aanzien van ontvankelijke vergunningsaanvragen wordt verder gehandeld overeenkomstig de hiernavolgende regelen:1° ...2° het vergunningverlenende bestuursorgaan of zijn gemachtigde wint het voorafgaand advies in van de door de Vlaamse Regering aangewezen instanties en van het college van burgemeester en schepenen, rekening houdend met volgende regelingen:a)b) indien de vergunningsaanvraag onderworpen is aan een openbaar onderzoek:1) valt de adviseringstermijn in hoofde van de door de Vlaamse Regering aangewezen instanties samen met de duur van het openbaar onderzoek, met dien verstande dat aan de adviesvereiste voor bij kan worden gegaan indien de adviezen niet tijdig worden uitgebracht,2) bezorgt het college van burgemeester en schepenen het proces-verbaal van het openbaar onderzoek, de gebundelde bezwaren en opmerkingen en zijn eigen advies aan het vergunningverlenend bestuursorgaan binnen een ordetermijn van dertig dagen, die ingaat de dag na deze waarop het openbaar onderzoek werd afgesloten;c) zo de vergunningsaanvraag van het college van burgemeester en schepenen uitgaat, brengt het college geen advies uit.....”
Uit deze bepaling, waarvan punt 2° c werd toegevoegd bij artikel 25, 2° van de decreetswijziging van 16 juli 2010, mag het college van burgemeester en schepenen in beginsel dus geen advies uitbrengen in de bijzondere procedure wanneer de vergunningsaanvraag uitgaat van dit college/gemeentebestuur.Deze toevoeging wordt als volgt toegelicht in de parlementaire voorbereiding:“...Artikel 4.7.26 §4, VCRO, stelt momenteel dat bij het indienen van aanvragen door het college van burgemeester en schepenen, het advies van datzelfde college ingewonnen wordt. Dat is uiteraard niet wenselijk en zelfs juridisch problematisch.Vandaar dat het noodzakelijk is om (net als in het vroegere artikel 127, DRO 1999) te bepalen dat het college geen advies uitbrengt. Het bezorgt uiteraard wel de stukken van het openbaar onderzoek, met inbegrip van het proces-verbaal van het openbaar onderzoek aan de vergunning verlenende overheid....”(Parl. St., Vl. Parl., 2009-2010, stuk 349/1, 10)Deze toegevoegde bepaling houdt dan ook in dat het college van burgemeester en schepenen in de bijzondere procedure wel het openbaar onderzoek organiseert en de bezwaren bundelt, maar deze niet beantwoordt, dit om elke schijn van partijdigheid en subjectiviteit te vermijden.3.Uit het administratief dossier blijkt dat de verwerende partij met een brief van 24 september 2010 aan het college van burgemeester en schepenen, zijnde het orgaan dat in rechte ook de gemeente vertegenwoordigt, naast de vraag het openbaar onderzoek te organiseren tevens heeft verzocht om een advies.Na de vaststelling dat de plannen werden gewijzigd (na het eerste openbaar onderzoek) heeft de verwerende partij met een brief van 5 april 2011 aan het college van burgemeester en schepenen gevraagd een nieuw openbaar onderzoek te organiseren en de resultaten daarvan, samen met het advies van het college aan de verwerende partij te bezorgen.In de bestreden beslissing wordt bij de bespreking van het openbaar onderzoek en na samengevatte weergave van de ingediende bezwaren het volgende gesteld:“...Na onderzoek van het bezwaar worden volgende standpunten hieromtrent ingenomen: het standpunt van het college van burgemeester en schepenen wordt bijgetreden. De weerlegging is uitgebreid en het bezwaar is op voldoende wijze weerlegd zodat het standpunt kan worden bijgetreden. De weerlegging luidt als volgt:...” (eigen onderlijning)Hieruit blijkt dat de verwerende partij zich heeft aangesloten bij het standpunt van het college omtrent de bezwaren van de verzoekende partij, zonder zelf over te gaan tot een eigen beoordeling ervan.4.Een eigen onderzoek van de ingediende bezwaren door de verwerende partij was, in het licht van artikel 4.7.26, §4, 2°c VCRO nochtans noodzakelijk en meer in het bijzonder nu uit de ingediende bezwaren blijkt dat hier ook een aantal hinderaspecten aan bod komen die door de verwerende partij evenmin besproken worden onder de hoofding „goede ruimtelijke ordening‟. De hinderaspecten zijn, sinds de inwerkingtreding van de VCRO, ook een relevant te beoordelen element van de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening.[...]5.De wijze van redactie van de bestreden beslissing toont duidelijk aan dat het advies van het college van burgemeester en schepenen, en meer in het bijzonder de weerlegging van de ingediende bezwaren, bepalend is geweest bij het nemen van de bestreden beslissing.De verwijzing door de verwerende partij naar het standpunt van het college van burgemeester en schepenen van de stad [...], in onvoldoende als motivering. Gelet op het onpartijdigheids- en het zorgvuldigheidsbeginsel kan een loutere verwijzing en aansluiting bij het advies/weerlegging van de bezwaren door het college van burgemeester en schepenen niet volstaan nu het college zelf de aanvrager vertegenwoordigt.De verwerende partij had op een eigen zorgvuldige en afdoende wijze zelf de bezwaren moeten beoordelen en alle aandachtspunten inzake de verenigbaarheid van de goede ruimtelijke ordening daarbij betrekken.Terecht kon de verzoekende partij naast een onzorgvuldige beoordeling van de goede ruimtelijke ordening ook de kennelijke onredelijkheid van de beoordeling van haar bezwaren inroepen nu haar bezwaren louter werden beoordeeld door het college van burgemeester en schepenen van de aanvrager zelf en niet werden onderworpen aan een eigen beoordeling van de verwerende partij.
Het tweede en vierde middel zijn in de aangegeven mate gegrond.’[eigen aanduiding]Hoewel de Raad overweegt dat het college van burgemeester en schepenen in deze geen advies mocht geven naar aanleiding van de stedenbouwkundige aanvraag, wordt de vernietiging gekoppeld aan het feit dat de GSA de bezwaren niet zelf heeft onderzocht in zijn hoedanigheid als vergunningverlenend overheid.

Deel dit artikel