Kortrijk
Regen
7° - 15°
Antwerpen
Regen
8° - 15°
Blog
Blog
25 mei 2020  | Dirk Van Heuven

Gemeente begaat geen fout door naar aanleiding van een splitsingsvraag advies te verstrekken over de vergunbaarheid van het voorgenomen project

In die zin oordeelde de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, in een vonnis van 8 mei 2020:

Eiseres bewijst geen overtreding van het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur in hoofde van verweerster.

Het feit dat ambtenaren van het loket hetzelfde standpunt innamen als het college van burgemeester en schepenen maakt evenmin een fout uit.

Net zoals verweerster zich aanvankelijk heeft gedragen naar het standpunt van de provincie, nadien de GSA en tenslotte het kabinet van de minister, telkens bestuurlijke hogere overheden of vertegenwoordigers daarvan, heeft de stad N. zich gedragen als een normaal voorzichtig persoon. Zij heeft zich aangepast aan interpretaties van de andere overheden niettegenstaande zij ervan overtuigd blijft dat de splitsing van het perceel bestemmingsstrijdigheid is. Eiseres bewijst niet dat verweerster een fout zou hebben begaan zoals vereist voor de toepassing van artikel 1382 BW.

(...)

‘Het spreekt voor zich dat een stad de mogelijkheid heeft op gebied van stedenbouw en ontwikkeling bepaalde beleidskeuzes na te streven. Verweerster heeft de splitsingen niet verhinderd, maar ze negatief geadviseerd waarbij haar advies [ondermeer] neerkwam op een melding dat mogelijk geen latere vergunningen zouden kunnen verkregen worden omdat de activiteit niet voldeed aan de bestemming volgens het BPA en omdat verweerster melding maakte van het feit dat de site opgenomen was in haar masterplan voor de OCMW-site. Dit is voor verwervers van de percelen cruciale informatie. Eerder zou het niet correct zijn hen deze informatie te onthouden. Dat de gemeente er uiteindelijk om welke reden dan ook toe komt om haar aanvankelijke beleidsplan niet te laten doorgaan, kan haar niet ten kwade geduid worden en maakt geen deel onwettigheid uit’.

Referentie: Rb. Dendermonde, 8 mei 2020, nr. 2020/4840, ng. PUB 506846

Deel dit artikel