Kortrijk
Regen
7° - 14°
Antwerpen
Regen
7° - 15°
Blog
Blog
12 augustus 2010  | Dirk Van Heuven

Geen onoverkomelijke dwaling voor overheid indien zijn beslissing niet wordt geschorst, maar wél wordt vernietigd door de Raad van State

In een aansprakelijkheidsdossier, ingeleid nadat de Raad van State de weigering om een milieuvergunning te verlenen had vernietigd, argumenteert de overheid dat zij geen fout heeft begaan doordat zij op onoverkomelijke wijze zou hebben gedwaald. Hierbij wordt verwezen naar de omstandigheid dat de Raad van State in de schorsingprocedure de middelen niet ernstig had bevonden om vervolgens, hetgeen eerder uitzonderlijk is, in de vernietigingprocedure, dezelfde middelen toch gegrond te verklaren.

De rechtbank van eerste aanleg te Brussel verwerpt de argumentatie van de overheid:

“De rechtsvraag die door de Raad in het vernietigingsarrest anders werd beoordeeld dan in het arrest dat uitspraak deed over de vordering tot schorsing, betrof de vraag naar de omvang van een bevoegdheid van een minister die uitspraak diende te doen over een administratief beroep van een derde tegen een in eerste aanleg genomen beslissing waarin de gevraagde vergunning deels werd toegestaan en deels geweigerd, en waarbij de aanvrager zelf geen beroep had ingediend, en het beroep van de derde ertoe strekte de gehele vergunning te doen weigeren.

Het is duidelijk dat deze vraag geen eenvoudige juridische kwestie is en zelfs voor juristen die in het bestuursrecht beslagen zijn enig studiewerk kan vereisten om tot de juiste oplossing te komen.

Het is dan ook volstrekt onbegrijpelijk dat de Raad van State en zijn auditeur in het kader van het administratief kort geding daarbij “op het verkeerde been” werden gezet, te meer nu de beoordeling die de Raad van State in het kader van het “administratief kort geding” maakt, gebeurt “op het eerste gezicht”, op grond van een summier onderzoek van middelen die in een verzoekschrift zijn uiteengezet, en waarbij de verzoekende partij geen mogelijkheid heeft tot schriftelijke repliek op het verweer van de tegenpartij en het advies van het auditoraat.”


Het voorgaande leidt de rechtbank evenwel niet tot de conclusie dat de overheid op onoverkomelijke wijze heeft gedwaald bij het nemen van de vernietigde beslissing. In het bijzonder verwijt de rechtbank aan de overheid dat zij enkele aandacht heeft geschonken aan de omvang van haar bevoegdheid, dermate dat niet bewezen dat er sprake is van een rechtsdwaling “die door elk nauwkeurig oplettende overheid zou zijn begaan, en die als zodanig onoverkomelijk was”.

Hieraan kan toegevoegd worden dat het geen evidentie is om zich te beroepen op een onoverkomelijke dwaling op basis van een uitspraak van de Raad van State die ... na de bestreden belsissing komt.

Ref. Rb. Brussel 29 juli 2010, ng (D7468/1)

Deel dit artikel