Kortrijk
Regen
7° - 15°
Antwerpen
Regen
7° - 15°
Blog
Blog
01 juni 2017  | Dirk Van Heuven

Geen fiscaal gunstregime voor commerciële activiteiten intercommunales

Dit principe heeft het Grondwettelijk Hof bevestigd in het arrest nr. 66/2017 van 1 juni 2017:

'B.5. Artikel 26 van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales vervangt artikel 17 van de wet van 1 maart 1922 omtrent de vereeniging van gemeenten tot nut van ’t algemeen, met dien verstande dat de woorden of enig andere publiekrechtelijke persoon » zijn toegevoegd.

De in het geding zijnde bepaling, net als de bepaling die zij heeft vervangen, gaat terug op artikel 13 van de wet van 18 augustus 1907 betreffende de ereenigingen van gemeenten en van particulieren tot het inrichten van waterleidingen (Belgisch Staatsblad van 5 september 1907). De fiscale vrijstelling van de intercommunales werd tijdens de parlementaire voorbereiding van die wet als volgt toegelicht :

"De maatschappijen waarop dit wetsontwerp betrekking heeft, zijn opgericht met een doel van algemeen belang; zij nemen de taak op zich een gemeentelijke plicht te vervullen: het lijkt rechtmatig hun het vervullen van die taak te vergemakkelijken door hun de fiscale voordelen toe te kennen die de gemeenten, in wier plaats zij optreden, zouden genieten' (Pasin., 1907, p. 206 – eigen vertaling).

Uit die toelichting kan worden afgeleid dat de wetgever de intercommunales wilde vrijstellen van belastingen waaraan de gemeenten niet waren onderworpen. Daar ze activiteiten vervulden die betrekking hadden op de behartiging van doelstellingen van gemeentelijk belang, had de wetgever het rechtmatig geacht de intercommunales aan hetzelfde fiscaalrechtelijke stelsel te onderwerpen als de gemeenten.

B.6. Recenter heeft de wetgever die keuze echter heroverwogen. Ten aanzien van de fiscale regeling ervan heeft hij immers vastgesteld dat de automatische vrijstelling van de intercommunale structuren van de vennootschapsbelasting in het verleden concurrentieverstoringen met privéoperatoren heeft kunnen doen ontstaan. De verruiming van het werkterrein van de intercommunale structuren heeft tot gevolg gehad dat sommige van die structuren thans als economische operatoren kunnen worden beschouwd die concurreren met privéondernemingen. De wetgever behoudt het voordeel van een gunstigere fiscale regeling
voortaan uitsluitend voor aan de intercommunale structuren die geen onderneming exploiteren of zich niet bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard.

B.7. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de noodzakelijkheid van een algemene uitzondering op de fiscale bevoegdheid van de gemeenten ten aanzien van de
intercommunales wat commerciële activiteiten betreft die zij in rechtstreekse concurrentie met de privésector uitoefenen, niet meer is aangetoond.

Om die redenen,
het Hof
zegt voor recht :

Aldus geïnterpreteerd dat het elke vorm van belasting van de intercommunales, met betrekking tot commerciële activiteiten die rechtstreeks concurreren met de privésector, uitsluit, schendt artikel 26 van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet'.

Deel dit artikel