Kortrijk
Regen
4° - 10°
Antwerpen
Regen
5° - 10°
Blog
Blog
16 december 2010  | Dirk Van Heuven

Evaluatie van het Vlaamse ruimtelijk beleid inzake kleinhandel

Ziehier een uittreksel uit het eindrapport "Evaluerend onderzoek naar de effectiviteit van de uitvoering van het ruimtelijk beleid in Vlaanderen" dat op vraag van de Vlaamse overheid in september 2010 werd opgeleverd.

"1.2.3.4 Bundelen van kleinhandel

A Vraagstelling RSV en context

Het RSV stelde vast dat steeds meer winkels uitweken naar kruispunten en invalswegen in suburbane gebieden. Vestigingen van KMO’s en baanwinkels groeiden uit tot linten. Kleinhandel is voor het RSV bij uitstek een stedelijke functie die deel moest uitmaken van het functioneren van het stedelijk gebied. Verweving van kleinhandel met andere functies werd als essentieel gezien,

OV 1 – In welke mate zijn de in het RSV vooropgestelde trendbreuken gerealiseerd?

Kleinhandelslinten zijn niet verenigbaar met de principes van gedeconcentreerde bundeling en verweving van functies.

Een verderzetting van de toenmalige trend kon dus niet. Het RSV bepaalde daarom dat de bestaande kleinhandelslinten en -concentraties in hun feitelijkheid erkend dienden te worden en beter gestructureerd moesten worden. Bestaande, verspreide inplantingen dienden gevalsmatig te worden behandeld. Voor de herstructurering van de bestaande kleinhandelslinten en -concentraties en voor de inplanting van nieuwe kleinhandelszaken schoof het RSV de volgende principes naar voren:

- creatie van interessante locatievoorwaarden na onderzoek in het kader van het afbakeningsproces van stedelijke gebieden (of in de kernen van het buitengebied)
- creatie van kleinhandelszones (specifieke regionale bedrijventerreinen) binnen stedelijke gebieden en in economische knooppunten, op goed ontsloten plaatsen (ook voor collectief vervoer), voor handelszaken die behoefte hebben aan grote verkoopsoppervlakte
- geen kleinhandel op bedrijventerreinen die niet als kleinhandelszone werden aangewezen

B Vaststellingen

Voor dit aspect hebben we geen kwantitatieve gegevens en beperken we ons tot een aantal benaderende uitspraken. Uit interviews bleek dat de bestaande kleinhandelslinten en –concentraties tijdens de afbakeningsprocessen van de stedelijk gebieden werden vastgesteld en ook sommige concentraties en linten werden bevestigd. Dat leidde niet altijd tot de opmaak van een RUP, want veel kleinhandel zit in woongebied en is bijgevolg juridisch-planologisch in orde.
Eerder onderzoek had vastgesteld dat centrale winkelwandelstraten of stedelijke marktplaatsen aan
belang winnen en de meer verspreid gelegen handel het zeer moeilijk heeft en te lijden heeft onder
de concurrentie van goed uitgebouwde winkelcentra. Alsmaar meer winkels wijken uit naar
kruispunten en invalswegen buiten de steden en kernen. Shoppingcentra worden ingeplant los van
kernen en baanwinkels en bedrijven met verkoopsoppervlakten groeien uit tot linten. Er is een
ruimtelijke polarisatie van winkelkernen aan de gang. Hoewel in stedelijke gebieden een zeer grote
markt aanwezig blijft, zijn de nieuwe ontwikkelingen eerder perifeer (WES, 2004). Anderzijds zijn er
recent ook grootschalige binnenstedelijke ontwikkelingen waar te nemen (bv. stadsfeestzaal in Antwerpen, winkelcentrum K in Kortrijk).

C Verklaringen en matigende variabelen

Het vestigingspatroon van handelszaken is bepaald door de tendens om de vraag van de klant
centraal te stellen. Vooral voor dagelijkse producten en winkelverplaatsingen gaat men uit van de woonvoorkeuren van de klanten. Voor gespecialiseerde winkels is een hogere economische
drempelwaarde en een hoger rekruteringsbeleid nodig zodat voor hen de stadscentra aangewezen blijven (WES, 2004)".

Deel dit artikel