Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 12°
Blog
Blog
14 juli 2021  | Sofie Logie

Erfpacht met padelveld en clubhuis is geen overheidsopdracht / concessie

Met de arresten van 30 november 2017 met nr. 240.043 en nr. 240.044 van de Raad van State was reeds duidelijk dat het verlenen van een zakelijk recht in bepaalde specifieke omstandigheden, met name wanneer de overheid 'in verregaande mate haar wil aan de private partner oplegt en daarbij eenzijdig vastlegt hoe het project moet worden ontwikkeld' toch binnen het toepassingsgebied van de overheidsopdrachtenreglementering kan vallen.
Dit noopte tot de vraag of het louter opleggen van een realisatieverplichting van een bepaald goed zonder te specifiëren hoe dit goed er moet uitzien ook reeds als een afdoende inmenging van de overheid beschouwd moet worden.
In het recente arrest van 21 mei 2021 met nr. 250.653 brengt de Raad van State hieromtrent verduidelijking, althans in het kader van een eerste prima-facieonderzoek van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid.
Het eerste middel, waarbij het niet-respecteren van de overheidsopdrachtenreglementering werd opgeworpen, werd afgewezen : het gebruik maken van de portaalsite e-Notification en de toepassing van een gunningsprocedure leiden niet noodzakelijk tot de vaststelling dat het beoogde project als een overheidsopdracht beschouwd moet worden. De Raad van State erkent hierbij uitdrukkelijk dat 'de scheidingslijn tussen een vastgoedtransactie die de overdracht of de vestiging van een zakelijk recht met zich meebrengt en een overheidsopdracht of een concessie niet eenvoudig is. Het onderzoek van de betrokken kwalificatie brengt met zich mee dat de concrete gegevens van de zaak moeten worden onderzocht vanuit en afgezet tegenover verscheidene aanknopingspunten in de regelgeving en rechtspraak'. Bij gebreke aan een onderbouwde uiteenzetting van haar stelling door de verzoekende partij, dat het voorliggende project moet worden gekwalificeerd als een overheidsopdracht voor diensten, wordt vastgesteld dat het eerste middel niet de vereiste ernst heeft om in het kader van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid te worden aanvaard.
In het tweede middel voerde de verzoekende partij de schending van de Concessiewet aan. Volgens de Raad van State volstaat het louter opleggen van de verplichting tot aanleg van zes padelvelden en de oprichting van een clubhuis niet om als een “beslissende invloed op het soort werk of het ontwerp van het werk” beschouwd te worden. Ook het gegeven dat de overheid bij de beoordeling van de ontwerpen rekening gehouden heeft met de visie en de voorgestelde aanpak van uitvoering en invulling van de erfpacht, lijkt niet van aard om daaruit af te leiden dat de werken dienen te worden uitgevoerd conform de door de overheid vastgestelde eisen. Zulks lijkt eerder aan te geven dat de werken worden uitgevoerd volgens de door de inschrijver aan zichzelf opgelegde eisen waarmee de overheid akkoord is gegaan. De overheid heeft evenmin over deze plannen onderhandeld, noch voert zij controle uit op de uitvoering van de werken. De opgelegde randvoorwaarden zijn niet van die aard dat ze verder gaan wat de overheid bijvoorbeeld ook bij een domeinconcessie zou kunnen opleggen.
Het derde middel had betrekking op de puntentoekenning en werd eveneens als verworpen als niet-ernstig.

Deel dit artikel