Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 12°
Blog
Blog
18 maart 2018  | Dirk Van Heuven

Discriminatie en ruimtelijke ordening

Het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen van 26 februari 2018, is zeer lezenswaardig:

De bvba A. stelt dat er sprake is van een ‘fenomenale discriminatie’ in het vervolgingsbeleid waar alleen bedrijven van niet-Europese origine verontrust worden en de Belgische bedrijven, die zich exact in dezelfde toestand bevinden, geen aanmaning tot sluiting kennen. Volgens de bvba A. is de handelswijze van het Vlaams Gewest en van de Gemeente W. in strijd met de gelijkheidsvoorschriften die voortvloeien uit de artikelen 10 en 11 van de grondwet, met artikel 1 van het eerste aanvullend protocol EVRM en met artikel 17 van het Handvest van de Europese Unie.

Allereerst dient te worden vastgesteld dat zowel de bvba A. als de firma’s aan wie zij haar gronden in kwestie verhuurde allen Belgische vennootschappen betreffen, zodat bezwaarlijk kan gesteld worden dat de Belgische bedrijven niet zouden geviseerd worden door het vervolgingsbeleid. De rechtbank vermoedt evenwel dat de bvba A. doelt op de nationaliteit van de zaakvoerders van de betrokken firma’s (waaromtrent de bvba A. echter verder geen verduidelijking verschaft).

Hoe dan ook moet tevens vastgesteld worden dat de bvba A. op geen enkele wijze aantoont of zelfs maar aannemelijk maakt dat de toezichthouders van de Gemeente W. en/of van het Vlaams Gewest enkel ‘bedrijven van niet-Europese origine’ zouden viseren. De rechtbank dient dan ook te besluiten dat zulks een loze bewering van de bvba A. betreft die op niets gesteund is.

Doch zelfs indien de Gemeente W. en/of het Vlaams Gewest zich in hun beleid zouden bezondigen aan discriminatie, kan zulks geenszins tot gevolg hebben dat het dan wel aan de bvba A. zou toegestaan (moeten) worden om haar gronden te gebruiken in strijd met stedenbouwkundige en milieurechtelijke voorschriften.’

Referentie: Rb. Mechelen 26 februari 2018, ng (PUB506299).

Deel dit artikel