Kortrijk
Regen
7° - 10°
Antwerpen
Regen
6° - 10°
Blog
Blog
31 juli 2013  | Dirk Van Heuven

Burenhinder door geluidsschermen?

In een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Dendermonde van 14 juni 2013 wordt de aanspraak van de eisende partij verworpen als zou haar eigendomsrecht geschonden zijn doordat de zichtbaarheid naar haar bedrijf van op de autosnelweg wordt gehinderd door de ondertussen reeds opgerichte geluidsschermen.
Ziehier de belangrijkste overwegingen uit het vonnis:

‘In casu stelt eiseres dat haar eigendomsrecht in casu de zichtbaarheid van de site van op de autosnelweg wordt gehinderd door de ondertussen reeds opgerichte geluidsschermen.

De rechtbank stelt vast dat:

- eiseres niet bewijst dat ze de site heeft aangekocht omwille van de zichtlocatie noch dat het in casu een zichtlocatie betreft;

- op het ogenblik dat eiseres de site aankocht was er immers niet enkel een afstand van 30 m tussen autosnelweg en site doch eveneens een hoge rij bomen die het zicht van op autosnelweg en site aantastten;

- eiseres heeft zelf deze bomen gerooid zonder voorafgaande vergunning en nadien een regularisatie aangevraagd;

- er werd eiseres opgelegd opnieuw bomen aan te planten hetgeen effectief ook gebeurde door eiseres;

- aldus blijkt dat op het ogenblik dat eiseres de site aankocht er de facto geen sprake was van een echte opvallende zichtlocatie;

- eiseres stelt dat er voorafgaand aan de plaatsing van de geluidsschermen sprake was van een zichtlocatie;
Eisende partij legt hiertoe twee foto’s voor, genomen van op de autostrade richting Gent.
Daar waar eiseres inderdaad zichtbaar was op de autosnelweg richting Gent, is het niet zo dat dit een opvallende zichtlocatie betreft.
Er is immers een terrein van 30 m tussen autosnelweg en bedrijf en een rij bomen aangebracht zodat het bedrijf niet dermate in het oog springend is dat elke bestuurder (zoals wel het geval is voor de site van eiseres in Waregem) niet naast de site kan kijken.

- bovendien toont eiseres niet aan dat na de plaatsing van de geluidsmuren er geen zichtbaarheid meer zal zijn, de schermen ter hoogte van de eisende partij zijn immers 3,5 m hoog en niet 6,60 m;

- eiseres stelt dat ze commerciële schade zal lijden door de aanwezigheid van de geluidsmuren, doch bewijst dit niet.

- de wet van 12 juli 1956 voorziet bovendien dat het verboden is, in de stroken (max. 30 meter – zie artikel 10, lid 1) aanplakbrieven aan te brengen, borden te plaatsen of op enige andere wijze reclame of publiciteit te voeren om de veiligheid te waarborgen.

- de beweerde hinder moet de normale hinder die een burger in het algemeen belang moet duiden, overtreffen.

- uit de onderzoeken (de akoestische studie van 9 november 2010 (...) bijgebracht door verweerster blijkt dat het algemeen belang gebaat is bij de plaatsing van de geluidsschermen. Deze studie onderzoekt de diverse mogelijkheden en besluit: ‘Op basis van het te verwachten effect van het geluidsscherm ter hoogte van de woningen in de K. en de psychologische werking van het scherm, kan worden aanbevolen het scherm aan te sluiten op het bestaande scherm en geen openingen toe te laten’.

Eiseres beweert dat in casu het algemeen belang niet gebaat is bij het plaatsen van geluidsmuren ter hoogte van haar bedrijf, daar de bewoners van de K. hier geen voordeel zouden uit halen en verwijst ten bewijze hiervan naar de verkeerslawaaistudie van Wegen en Verkeer van 2009, doch dit betreft een algemene studie, die niet gebaseerd is op concrete cijfers ter plaatse (hetgeen wel het geval is voor de akoestische studie dd. 9.11.2010)

Bovendien vraagt eiseres op heden de afbraak van de reeds geplaatste geluidsschermen, daar waar art. 544 BW enkel voorziet in een passende compensatie.

De rechtbank is van oordeel dat de vordering van eiseres geënt op artikel 544 BW ongegrond is daar niet is aangetoond dat de geluidsschermen een verbreking van het evenwicht tot stand brengen tussen de eigendommen van eiseres en verweerster en bovendien eiseres niet aantoont dat er sprake is van enige daadwerkelijke schade.’

Rb. Dendermonde, 14 juni 2013, AR12/3234/A, ng. (Pub3748-3)

Deel dit artikel