Kortrijk
Regen
4° - 10°
Antwerpen
Regen
5° - 10°
Blog
Blog
10 februari 2010  | Dirk Van Heuven

Aansprakelijkheid van de gemeente bij het verlenen van een onwettige stedenbouwkundige vergunning

Het hof van beroep te Gent heeft op 19 juni 2009 een interessant arrest geveld inzake een aansprakelijkheidsvordering van een klager tegen een gemeente wegens het (herhaaldelijk) verlenen van een vervolgens door de Raad van State vernietigde stedenbouwkundige vergunning.
Hierdoor kon een groot gebouw opgericht worden dat het mooie uitzicht van de klager teniet deed en dat hem bovendien geluidshinder opleverde door de activiteiten in de (thans onvergunde) nieuwbouw.

Zie hier een aantal belangrijk leringen uit het arrest van het hof van beroep te Gent:

Het hof van beroep verwerpt het verweer als zou het college van burgemeester en schepenen in medebewind optreden

Dit medebewind zou dan met zich meebrengen dat niet de gemeente, maar wel het Vlaamse Gewest schadeaansprakelijk zou zijn.

Het hof oordeelt:

“Het college van burgemeester en schepenen is een orgaan van de gemeente en de omstandigheid dat aan dit orgaan in het raam van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening de bevoegdheid is toegekend om een stedenbouwkundige vergunning te verlenen, brengt niet mee dat het bij de uitoefening van die bevoegdheid geacht moet worden te handelen als orgaan van een andere overheid en ophoudt orgaan van de gemeente te zijn. Inzake ruimtelijke ordening hebben de lokale besturen een zekere beleidsbevoegdheid behouden waarbij de gemeentelijke autonomie een rol blijft spelen.

In die zin blijft het college van burgemeester en schepenen, als overheid die uitspraak doet over een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, orgaan van de gemeente en handelt zij daarbij als orgaan van actief bestuur.Aldus brengt een fout ex artikel 1382 B.W. bij het verlenen van de stedenbouwkundige vergunning wel degelijk de aansprakelijkheid van de gemeente in het gedrang”.


Niet alleen de gemeente, maar ook de bouwheer begaat, aldus het hof van beroep, een fout

In hoofde van de bouwheer dient het bouwen van het gebouw, gelet op de nietigverklaring van de verleende stedenbouwkundige vergunning, immers als het bouwen zonder vereiste voorafgaandelijke vergunning te worden beschouwd, terwijl de bouwheer zich eveneens schuldig maakt aan het instandhouden van de aldus wederrechtelijke opgerichte contructies.

De gemeente heeft een fout begaan door een stedenbouwkundige vergunning af te leveren die vernietigd werd door de Raad van State

Het hof is zeer duidelijk:

“Waar een vernietigingsarrest van de Raad van State wat betreft haar motieven “absoluut” gezag van gewijsde heeft en erga omnes duidelijk maakt dat er onwettigheid is begaan, is bij een aansprakelijkheidsvordering voor de gewone rechtbank, de eiser alsdan ontslagen van verder bewijs van deze onwettigheid en kan hij volstaan te verwijzen naar de vaststelling door de Raad van State van de onwettigheid”.

Het herstel in de vorige toestand na een vernietigingsarrest van de Raad van State is geen evidentie

Het hof van beroep te Gent verwerpt de herstelvordering (afbraakvordering) van de klager op grond van hierna volgende motivering:

“De derde-benadeelde van een bouwmisdrijf heeft principieel het recht om bij wijze van rechtstreeks herstel het herstel in de vorige toestand (of eventueel aanpassingswerken) te vorderen wanneer zulks mogelijk is en geen rechtsmisbruik oplevert.

De gemeenrechtelijke regeling van artikel 1382 e.v. B.W. dat een (gevorderd) herstel in natura in principe voorrang dient te krijgen op een herstel middels equivalent geldt ook voor een burgerlijke vordering van een derde-benadeelde wegens een bouwmisdrijf.

Dit recht van de derde-benadeelde van een bouwmisdrijf op herstel in natura vindt zoals gesteld evenwel een begrenzing in het verbod van rechtsmisbruik.

Er is sprake van rechtsmisbruik wanneer het recht wordt uigeoefend op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de uitoefening van dit recht, hetgeen o.m. het geval kan zijn bij het uitoefenen van een recht waardoor een schade wordt veroorzaakt in hoofde van de overtreder die buiten alle verhouding staat met aldus bekomen voordeel.

Dit laatste is een toepassing van het evenredigheidsbeginsel of proportionaliteitsbeginsel dat ook toepassing vindt indien de publiekrechtelijke herstelvordering door de gewestelijke stedenbouwkundig inspecteur of door het college van burgemeester en schepenen wordt uitgeoefend hetzij voor de strafrechter hetzij voor de burgerlijke rechter”.


Het hof gaat vervolgens over tot een vergelijking van de actuele toestand ingevolge de onvergunde constructies en de mogelijke schade die zulks kan opleveren voor de klager enerzijds en de gevolgen die het gevorderde herstel in de oorspronkelijke toestand voor de bouwheer met zich zou meebrengen anderzijds.
Het hof oordeelde in casu dat de uitoefening van het recht tot herstel in natura “buiten alle verhouding staat met het voordeel dat de [klager] aldus zou bekomen”. Het herstel in de vorige toestand maakt in dergelijke omstandigheden rechtsmisbruik uit, temeer omdat geen strafvordering gekend is.

Vervolgens stelt het hof een deskundige aan om advies te verstrekken over de schadevergoeding.

Referentie : Gent, 9de kamer, 2008/AR/2858 - 2008/AR/2895

Deel dit artikel