Kortrijk
Bewolkt
13° - 25°
Antwerpen
Bewolkt
15° - 25°
Blog
Blog
27 mei 2025 | Guillaume Vyncke,Steve RonseenThomas Quintens

De onafhankelijke omgevingsambtenaar: Hof van Justitie wast het varkentje schoon

Het Hof van Justitie heeft zich in een arrest van 8 mei 2025 uitgesproken over de noodzakelijke onafhankelijkheid van de omgevingsambtenaar bij het beoordelen van de milieueffectrapportageplicht van een project.

Discussie omtrent dit punt was gerezen naar aanleiding van een door het stadsontwikkelingsbedrijf Gent aangevraagde vergunning. Sogent had de aanvraag namelijk bij het eigen college van burgemeester en schepenen ingediend, verwijzende naar artikel 15/1 juncto artikel 20 van het OVD.

Na vernietiging door de Raad voor Vergunningsbetwistingen op 6 oktober 2022, was de Raad van State in het verwijzingsarrest van 26 maart 2024 van mening dat, in tegenstelling tot wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen te kennen gaf, wel degelijk het college van burgemeester en schepenen bevoegd was om kennis te nemen van de aanvraag, aangezien er geen sprake was van een project dat een milieueffectrapport vereiste, doch dat het slechts om een project-m.e.r.-screeningsplichtig project ging.

De Raad van State besloot in voornoemd arrest echter wel om een prejudiciële vraag te stellen en wilde van het Hof van Justitie weten of artikel 9bis van de project-MER-richtlijn voldoende werd omgezet in het Vlaams Gewest. Immers, in de mate artikel 9bis onvoldoende zou zijn omgezet, zou de gemeentelijke omgevingsambtenaar niet onafhankelijk en in alle objectiviteit kunnen oordelen over de vraag of voor het project een project-m.e.r.-screening zou volstaan en zou het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen mogelijks wel naar recht verantwoord zijn.

Het Hof van Justitie oordeelt als volgt:

"19      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 9 bis van richtlijn 2011/92 aldus moet worden uitgelegd dat, wanneer de instantie die bevoegd is om te bepalen of een in artikel 4, lid 2, van deze richtlijn bedoeld project moet worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 van die richtlijn tevens de opdrachtgever van het betrokken project is, er in elk geval een passende scheiding moet worden aangebracht tussen de conflicterende functies bij het uitvoeren van die taak.

(...)

22      Wat in de eerste plaats de bewoordingen van artikel 9 bis van richtlijn 2011/92 betreft, wordt in de eerste alinea bepaald dat de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde instantie of instanties hun uit deze richtlijn voortvloeiende taken op objectieve wijze vervullen en zich niet bevinden in een situatie die tot een belangenconflict aanleiding geeft. Vervolgens wordt in de tweede alinea bepaald dat in het specifieke geval waarin de bevoegde instantie tevens de opdrachtgever is, de lidstaten in elk geval binnen hun organisatie van administratieve bevoegdheden een passende scheiding aanbrengen tussen de conflicterende functies bij het uitvoeren van de uit deze richtlijn voortvloeiende taken.

23      Zowel in de eerste als in de tweede alinea van dit artikel wordt dus verwezen naar de „uit [richtlijn 2011/92] voortvloeiende taken”.

24      Wanneer de bevoegde instantie in het kader van een procedure die in overweging 26 van richtlijn 2014/52 als „screeningprocedure” wordt aangemerkt, bepaalt of een in artikel 4, lid 2, van richtlijn 2011/92 bedoeld project aan een milieueffectbeoordeling moet worden onderworpen, vervult zij een uit laatstgenoemde richtlijn voortvloeiende taak.

25      Uit de bewoordingen van artikel 9 bis van richtlijn 2011/92 volgt dus dat deze bepaling van toepassing is op die screeningprocedure.

(...)

30      In dit verband veronderstelt de noodzaak om te zorgen voor coherentie bij de toepassing van de waarborgen van artikel 9 bis van richtlijn 2011/92 dat de bevoegde instantie op objectieve wijze kan beslissen en zich niet bevindt in een situatie die tot een belangenconflict aanleiding geeft, in het bijzonder ten aanzien van de opdrachtgever die aan deze instantie de informatie verstrekt op basis waarvan zij een beslissing moet nemen, zowel tijdens de screeningprocedure als tijdens de milieueffectbeoordelingsprocedure.

(...)

33      Aan de nuttige werking van artikel 9 bis van richtlijn 2011/92 zou namelijk afbreuk worden gedaan indien de objectiviteit van de bevoegde instanties en de afwezigheid van belangenconflicten niet worden gewaarborgd in alle stadia van de uitvoering van de taken die aan deze instanties door deze richtlijn zijn toevertrouwd met betrekking tot zowel de screening als de latere milieueffectbeoordeling.

(...)

Artikel 9 bis van richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014,

moet aldus worden uitgelegd dat

wanneer de instantie die bevoegd is om te bepalen of een in artikel 4, lid 2, van richtlijn 2011/92, zoals gewijzigd, bedoeld project moet worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 van richtlijn 2011/92, zoals gewijzigd, tevens de opdrachtgever van het betrokken project is, er in elk geval een passende scheiding moet worden aangebracht tussen de conflicterende functies bij het uitvoeren van die taak."


Het komt nu dus aan de Vlaamse regelgever toe om te voorzien in een 'passende scheiding' tussen de conflicterende functies bij het uitvoeren van 'een uit de richtlijn voortvloeiende taak'.

Toevallig genoeg heeft diezelfde Vlaamse regelgever op 19 april 2024 het decreet tot wijziging van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, wat de uitvoering van de taken voor de project-MER-screening betreft, bekrachtigd, waarmee de onafhankelijkheid van de omgevingsambtenaar te allen tijde in de verf wordt gezet.

Langverwachte klaarheid zou men kunnen zeggen... of niet?

Deel dit artikel