De arbeidsrechtbank van Oudenaarde beslist in een vonnis van 17 april 2025 dat de vernietiging door de gouverneur van een beslissing tot ontslag van een contractuele ambtenaar door een OCMW de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet ongedaan maakt. Aan de betrokken ambtenaar wordt echter een morele schadevergoeding toegekend.
Dit is de argumentatie van de arbeidsrechtbank:
'De heer V.O. voert aan dat er geen sprake is van een ontslagbeslissing aangezien de Gouverneur op 18 juli 2022 is overgegaan tot vernietiging van het ontslagbesluit van het vast bureau van G. van 21 maart 2022. De arbeidsovereenkomst zou slechts beëindigd zijn door de nieuwe tewerkstelling van de heer V.O. per 15 augustus 2022. Hij voert verder aan dat hij op onwettige wijze is ontslaan en dat hij hierdoor schade heeft geleden.
Het OCMW G. stelt daarentegen dat de vernietigingsbeslissing van de Gouverneur geen afbreuk doet aan de ontslagmacht van het bestuur en dat dit het ontslag op zich niet ongedaan maakt. Hij kon niet worden verplicht om de heer V.O. opnieuw aan te werven. (...)
De rechtbank wijst er vooreerst op dat het ontslag een definitieve en onherroepelijke rechtshandeling betreft die blijft bestaan ongeacht een eventuele nietige opzegging of contractbreuk (vgl. Arbrb. Brussel (3e k.) nr. 09/4783/A, 2 mei 2011, JTT 2012, afl. 1118, 63; Arbh. Gent (afd. Brugge) (2e k.) 27 november 2023, RW 2023-24, afl. 37, 1469).
Het gegeven dat de Gouverneur het besluit van het vast bureau van G. van 21 maart 2022 heeft vernietigd, heeft mogelijks repercussies op de geldigheid van de opzegbrief van 22 maart 2022, doch doet geen afbreuk aan het feit dat de arbeidsovereenkomst op 5 juni 2022 effectief een einde heeft genomen.
(...)
Het bestaan van een fout in hoofde van het OCMW G. vloeit onweerlegbaar voort uit de beslissing van de Gouverneur waarbij werd geoordeeld dat de hoorplicht werd geschonden en waarbij deze fout heeft geleid tot de vernietiging van het besluit van het vast bureau van G. van 21 maart 2022. Tegen deze beslissing van de Gouverneur werd geen beroep aangetekend zodat deze definitief is geworden.
(...)
De rechtbank is van mening dat de heer V.O. aantoont dat hij door de schending van de hoorplicht een afzonderlijke schade heeft geleden met name, zoals hij aanvoert, het verlies van een kans om zijn job te behouden en de noodzaak om zich juridisch te laten bijstaan om de beslissing te laten vernietigen. Deze schadeposten komen voor een afzonderlijke vergoeding in aanmerking'.
Referentie: Arb.rb. gent, afd. Oudenaarde 17 april 2025, AR 24/217/A