Afwijkingen op verordeningen, in casu een parkeerverordening, zijn ook mogelijk in administratief beroep, aldus de Raad van State, ook al wordt alleen het college van burgemeester en schepenen expliciet vernoemd in de betrokken bepalingen van de gemeentelijke verordening. De devolutieve werking maakt dat de deputatie over dezelfde beoordelingsbevoegdheid beschikt als het college in eerste administratieve aanleg.
In eerdere rechtspraak, alsook in huidig bestreden arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, werd steeds aangenomen dat wanneer een gemeentelijke verordening het college van burgemeester en schepenen de mogelijkheid biedt om een afwijking toe te staan, die bevoegdheid veeleer als exclusief dient te worden beschouwd, waardoor het niet zonder meer toekomt aan de deputatie om dezelfde afwijking toe te staan wanneer zij oordeelt in administratief beroep.
Zo had de Raad voor Vergunningsbetwistingen opnieuw in het bestreden arrest van 12 januari 2023, nr. RvVb-A-2223-0421 geoordeeld:
'[...] [D]e parkeerverordening draagt de bevoegdheid om over een compensatoire vergoeding te beslissen op aan het "college". De artikelsgewijze bespreking in de toelichting vermeldt dat "het college van burgemeester en schepenen" ermee moet instemmen dat de niet-realisatie van voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein met de compensatoire vergoeding gecompenseerd wordt.
[...]
Zoals blijkt uit artikel 63 van het Omgevingsvergunningsdecreet, onderzoekt de deputatie als de in graad van bestuurlijk beroep van de vergunningsprocedure bevoegde overheid de aanvraag in haar totaliteit. Het instellen van een bestuurlijk beroep draagt enkel de beslissingsbevoegdheid over de aanvraag van het college van burgemeester en schepenen aan de deputatie over (RvS 3 juni 2021, nr. 250.782).
Het middel berust op een foute premisse dat de [deputatie] ten gevolge van de devolutieve werking van het bestuurlijk beroep in de plaats komt van het college van burgemeester en schepenen [...] om te beslissen over het verlenen van de afwijkingen op het vereiste aantal parkeerplaatsen [...].'
[eigen aanduiding]
De Raad van State maakt in haar cassatiearrest van 14 november 2024, nr. 261.346 evenwel een einde aan deze redenering. Volgens de Raad reikt de devolutieve werking van het administratief beroep conform artikel 63 van het Omgevingsvergunningsdecreet wel degelijk verder dan de loutere bevoegdheid om te oordelen over de betrokken vergunningsaanvraag.
Zo overweegt de Raad van State het volgende:
'Artikel 63 van het Omgevingsvergunningsdecreet bevestigt aldus het wezenskenmerk van het georganiseerd bestuurlijk beroep dat de beroepsinstantie de aanvraag volledig onderzoekt, en haar beoordeelt zowel ten aanzien van de rechtmatigheid als op het vlak van de opportuniteit. De beslissing die de vergunningverlenende overheid in graag van beroep neemt na onderzoek van de aanvraag, komt in de plaats van de beslissing waartegen bestuurlijk beroep werd ingesteld. Uit de voormelde parlementaire voorbereiding kan niet worden afgeleid dat afbreuk wordt gedaan aan dit wezenskenmerk [zie Parl. St. Vl. Parl. 2008-09, nr. 2011/1, p. 183].
Wanneer een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening aan het college van burgemeester en schepenen, de vergunningverlenende overheid in eerste administratieve aanleg, de bevoegdheid verleent om in een vergunningsbeslissing onder bepaalde voorwaarden omwille van de goede plaatselijke ordening afwijkingen toe te staan op de voorschriften van die verordening, beschikt de deputatie, als vergunningverlenende overheid in laatste aanleg, over dezelfde bevoegdheid om afwijkingen toe te staan in de vergunningsbeslissing die in de plaats komt van de collegebeslissing. Er anders over oordelen, zou betekenen dat de deputatie niet zou beschikken over dezelfde, in artikel 4.3.1 §1 VCRO bepaalde beoordelingsbevoegdheid als het college, wat strijdig is met artikel 63 van het Omgevingsvergunningsdecreet.'
[eigen aanduiding]