Het is geweten dat de Raad van State een procedureel mijnenveld is. Hoeveel advocaten zijn niet gesneuveld door een termijnoverschrijdingsbom? Nu blijkt ook dat het stellen van een schadeaanspraak voor de Raad van State niet zonder gevaar is. Het princiepsarrest nr. nr. 261.345 van 13 november 2024 maakt duidelijk dat het instellen van een provisionele schadevergoeding geen goed idee is.
De Raad beslist:
'Door enkel een provisioneel bedrag te vorderen, dat niet minstens in de memorie van wederantwoord concreet en cijfermatig wordt begroot, voldoet het verzoek aldus in ieder geval niet aan de vereisten bepaald in artikel 25/2, § 1, van de algemene procedureregeling, luidens hetwelk het verzoekschrift het bedrag van de gevraagde vergoeding bevat en een uiteenzetting die aantoont welk nadeel wordt geleden door de onwettigheid van de akte, en evenmin aan de vereisten bepaald in artikel 25/2, § 3, luidens hetwelk de stukken die het verzoek staven worden bijgevoegd bij het verzoekschrift, samen met een inventaris.
Aan dit gebrek kan niet meer worden verholpen in de laatste memorie, in het licht van het tegensprekelijk karakter van de schriftelijke procedure en het recht van verdediging van de verwerende partij, ook al vorderen de verzoekende partijen in die laatste memorie “een forfaitaire schade volgens een begroting naar billijkheid'.