Het arrest van het Hof van Cassatie luidt als volgt:
'20. De eiser II heeft in zijn appelconclusie tot staving van zijn herstelvordering om ook met betrekking tot het hoofdgebouw de in artikel 3.43 Vlaamse Codex Wonen van 2021 bedoelde alternatieve maatregel van de herbestemming of de sloop te bevelen, aangevoerd dat de indeling van het hoofdgebouw in meerdere woningen noodzakelijk gepaard is gegaan met vergunningsplichtige verbouwingswerken, die door de eiser II nader werden gespecificeerd. Met de enkele reden dat op grond van de gegevens van het strafdossier niet vaststaat dat de opdeling in meerdere woongelegenheden gepaard is gegaan met vergunningsplichtige verbouwingswerken en de verweerder II op grond daarvan te veroordelen om in het hoofdgebouw en de daarin aanwezige woningen alle gebreken te herstellen teneinde deze conform te maken zodat zij geen enkel gebrek meer vertonen in de zin van artikel 3.1, § 1, derde lid, 2° en 3°, Vlaamse Codex Wonen van 2021, beantwoordt het arrest dit specifieke verweer niet. Het onderdeel is in zoverre gegrond.'
Daar waar het hof van beroep te Antwerpen zich dus beperkte tot het feit dat uit strafdossier niet zou blijken dat de opdeling in woongelegenheden van het hoofdgebouw niet zou gepaard zijn gegaan met vergunningsplichtige verbouwingswerken, meent het Hof van Cassatie dat dergelijk oordeel te kort schiet.
Het Hof van Cassatie herhaalt echter diens eerdere rechtspraak: het vermoeden van vergunning voor de opdeling in woongelegenheden vóór 1 mei 2000 speelt enkel wanneer de opdeling niet gepaard ging met vergunningsplichtige werken (dewelke al ver voor 1 mei 2000 een vergunning vereisten).